#6 Kwestie van ondernemen.
(44,56 km, Beek en Donk)
‘Let’s go to the warehouse. Just follow me’. Snel naar buiten. De man achter hem nam te veel ruimte in beslag. Hij benauwde hem en vandaar dat de Duitser dat tweede kopje koffie kon vergeten. Daniel liet zijn ogen langs de kapstok in de bijkeuken glijden. Er hingen twee jassen: de jekker van hemzelf en de vergeten jas van Klaas. Die zal hij dinsdag wel meenemen, dacht hij. Niet vergeten hem straks even bij de rest te leggen. De tengere man achter hem had zijn jas al die tijd aangehouden. Het zag eruit alsof hij hem nooit uitdeed. Alsof hij ermee vergroeid was. Een tweede, loszittende afgewassen huid. ‘Also’, mompelde hij toen Daniel de bijkeukendeur opendeed.
De buitenlucht gaf hem letterlijk lucht. Alsof de duvel ermee speelde was het een prachtige dag. De zon scheen en het was uitzonderlijk warm voor de tijd van het jaar. Vandaag had hij veel, heel veel kunnen verdienen. Het zou vandaag Alblasserdam zijn. Een flinke braderie, zeker tweeduizend bezoekers in de zon. Overal ijsjes, friet, kleur en muziek. Zijn maag kromp ineen. Daniel had de hele kalender van de afgelopen en komende maanden in zijn hoofd geprent. Urenlang, dagenlang had hij er doelloos naar zitten staren. Alles in één keer geannuleerd, geen enkel vet meer op het bot, alles weg. Dat was nu drie maanden geleden. De Duitser floot even tussen zijn tanden.
‘Sieht sehr schon aus. Looking good. Nice warehouse.’
‘It’s completely new’. Daniel probeerde de zucht uit zijn stem te halen, wat hem maar ten dele lukte. De Duitser reageerde er niet op. Waarschijnlijk merkte hij niets.
‘I builded it last year for all the new fairgrounds, you know.’ De man humde toen hij het magazijn binnenstapte. ‘Ja, ja, alles vorbei.’ En daar moest Daniel het maar mee doen.
Binnen lag een hele toekomst opgestapeld op grote nieuwe rekken. Felgekleurde zeilen, pas twee maanden geleden afgeleverd, lagen strak opgevouwen naast elkaar. De bestelling mocht niet geannuleerd worden. Dat moest hij als ondernemer toch begrijpen, zei de fabriek. Zes nieuwe springkussens op een rijtje. Als ze konden glimmen dan deden ze dat. Daniel tikte met zijn hand op een pakket. ‘Monkey Castle, very new.’ De Duitser keek naar de afbeelding die er geplastificeerd bij hing en knikte.
In de hal om hen heen stond allerhande plezier. De ijscocar, de kerstslee, de kisten met kostuums, de dozen met lampjes, de stelten; alles was gebruikt en oud. Daar kwam hij niet meer van af. Wilde hij ook zeker niet. Klaas zou de stelten overnemen. Hij wilde proberen er later nog mee de boer op te gaan. Daniel wilde hem de speciale kostuums en de doos schmink erbij geven als goedmaker voor de gederfde inkomsten.
Achterin het nieuwe magazijn stonden de decors. Ferry was halverwege het schilderen van een nieuwe saloon geweest toen Daniel hem had moeten vertellen dat hij kon stoppen. En wel per direct. Hij had gerekend en met alle annuleringen en de levering van de springkussens was er niet genoeg voor verf en zijn loon. Met de verf aan zijn handen had Ferry aan de keukentafel gezeten en gevloekt als een bootwerker. Daarna was hij de deur uitgestapt en niet meer teruggekomen. Nog ziet hij de kromme rug van de pezige vijftiger over het erf gaan. Dat had hij niet zien aankomen. Een medewerker waarmee je zoveel hebt meegemaakt die gewoon wegloopt zonder om te kijken. Hoe graag was hij doorgegaan. Hoe graag had hij de nieuwe saloon in Alblasserdam neergezet en als sheriff op stelten rondgelopen. Wiehaa, Cotton Eye Joe! Maar nu stond de bar half geschilderd achter in de loods en liep Ferry naar de sociale dienst en het café.
De Duitser had enkel oog voor de springkussens. Ze hadden hem een vermogen gekost. Jarenlang had hij geld opzij gelegd en dit zou eindelijk het jaar worden waarin hij zou uitbreiden. ‘Risico’s nemen, Daniel. Groei is niet vies. Wees verdomme nou eens echt een ondernemer’. Had hij maar nooit geluisterd naar die oude kennis die hij op de recreatie-beurs tegenkwam. Zijn gebruinde huid en slecht zittende pak hadden een waarschuwing moeten zijn. ‘Hoe lang wil je nog leuren met dat afgeragde spul? Kijk naar wat je hebt staan, man. De decors hebben kapotte hoeken van het rondsjouwen, de kostuums zijn versteld en ruiken enkel naar Fébrèze. Al je snoeren hebben een kabelbreuk, niets doet het. Je moet investeren! Je moet méé met je tijd. Koop wat attracties, verhuur ze per uur. Ik zeg het je; luchtkussens! In alle soorten en maten. Monkey Castle, Jungle, Alladin…’
‘…Alladin, Boogkussen Clown, Cowboy City en Zeewereld. All new, never been used’. De Duitser liep rustige langs de rekken door de hal. In de stilte schoven zijn kaplaarzen over het beton van het magazijn. Het was het meest eenzame geluid dat Daniel in jaren had gehoord. De stilte voor het vallen van de guillotine. Het zette zich vast in zijn hoofd. Dit zou hij nooit meer vergeten. De magere man pakte een rekenmachine uit zijn jaszak en begon wat in te tikken. Daniel stond er als een verloren jongetje naast. Met vieze vingers drukte de man nog op wat knopjes en liet het apparaatje aan hem zien. Het was een oud ding uit de jaren tachtig. ‘Fur diesen Betrag kaufe ich sie.’
Daar stond het. Een belachelijk bedrag voor zijn toekomst, maar ook de pleister op de wond. Het deed hem pijn, maar hiermee kon hij de hypotheek voorlopig betalen. Misschien kon hij Ferry nog wat sturen. ‘Okay’, mompelde Daniel.
Twee dagen later stopte er een nieuwe bus met Duits kenteken op het erf voor het magazijn. Twee pukkelige jongemannen sprongen er uit. Ze spraken een onverstaanbaar dialect met elkaar en droegen tot aan hun kin dichtgeritste trainingsjackjes op spijkerbroeken. Daniel kon hun grappen niet verstaan en lachte dan ook niet mee. Zonder een praatje laadde hij met de vorkheftruck de kussens in de bus. Met een vrolijk en te hard ‘Tschuss’ reden ze weer weg. Uit de bus klonk een mix tussen schlager en techno. Alles bij elkaar had het nog geen vijftien minuten geduurd. Daniel keek naar de rekken en de steeds leger wordende loods waar ooit radio klonk en gelach. Die loods waar hij midden in de nacht de bus uitlaadde en samen met de jongens nog een biertje dronk. Nu hoorde je er niets. Helemaal niets. Een volkomen nutteloze loods. Daar moest hij ook nog iemand voor vinden, voor die loods. Maar niet vandaag. Genoeg meegegaan met de tijd. Daniel had zin in een biertje.
Genoeg ondernomen vandaag.