donderdag 28 januari 2021

#13 Twee violen.

 

#13 TWEE VIOLEN.

(107,15 km, Leopoldsburg)

 

De hele dag had Olivia al een soort voorgevoel, een vreemd gevoel in haar buik dat er iets stond te gebeuren. Iets leuks. Uiteraard had het ermee te maken dat ze aanstaande zondag haar verjaardag vierde. En natuurlijk had het er iets mee te maken dat Jules haar een knipoog gaf toen hij vanochtend in de auto stapte om naar het advocatenkantoor te gaan. Dat deed hij nooit. Tenminste, niet als hij naar kantoor ging. Hij knipoogde vanaf de andere kant van de kamer als ze op een dronken feestje waren of wanneer ze een onverwacht financieel meevallertje hadden waar zij nog niet van op de hoogte was. Olivia hield van dit geheimzinnige geflirt van hem. Hij deed haar op dit soort momenten denken aan haar vader, die eenzelfde twinkeling in zijn ogen kon hebben wanneer hij op vrijdag een bos bloemen voor haar moeder meenam. Bij binnenkomst knipoogde hij op dezelfde manier zodat ze niet zou verklappen wat hij achter zijn rug verborgen hield. 

            Een leuke verrassing in het verschiet, maar wat zou het zijn? Ze kon zich niet herinneren dat ze de afgelopen maanden hints had gegeven voor een cadeau. Juist dit jaar wist ze niets te bedenken. Ze had eigenlijk alles wat haar hartje begeerde. En toch had hij iets gevonden, ze voelde het gewoon. Misschien een weekje ergens naartoe? Of mooie kaartjes voor een concert? Maar voor welk concert dan? 

 

            Om kwart over vier hoorde ze de auto de oprit oprijden. Ze was voor de zekerheid wat vroeger van haar werk vertrokken zodat ze thuis zou zijn als hij kwam. Zonder uit te leggen waarom had ze de vergadering waarin ze zat afgebroken en gezegd dat ze helaas moest afronden omdat ze een volgende afspraak had. En die had ze ook; een afspraak met Jules én een verrassing. Het was onverdraaglijk dat ze werkelijk geen enkel idee had in welke hoek ze het moest zoeken. Had hij dan toch een sieraad gekocht? Of hield hij stiekem bij welke veel te dure schoenen ze online bekeek wanneer hij een film zat te kijken?  

Ze maakte een pot thee en stopte in afwachting van de waterkoker een tweede chocolaatje in haar mond. Jules zette de auto meteen in de garage en bleef daar een tijdje. Wat gebeurde daar? Toen hoorde ze hem in de hal zijn tas neerzetten. Ze beet op een nagel en nam een slok thee.

            ‘Hoi, liefje, ben je al thuis?’ Jules omhelsde haar met die twinkel in zijn ogen. Here we go. 

‘Jep, ik was klaar en besloot maar gewoon te gaan. Ik heb thee, wil je?’ 

‘Zeker, zo meteen, maar kom even mee. Ik heb een verrassing voor je. Voor je verjaardag.’ Olivia keek hem gespeeld verbaasd aan en liet zich vervolgens gedwee mee leiden naar de garage. ‘Ogen dicht’, zei Jules voor ze de deur in gingen. Hij legde zijn handen op haar gesloten ogen en duwde haar zachtjes de garage binnen. Langzaam schuifelde haar schoenen over de tegels tot hij haar na een paar meter bij haar schouders stilhield. ‘Ben je er klaar voor? Goed, doe je ogen maar open! Gefeliciteerd!’

            Olivia deed haar ogen open en keek om zich heen. Toen zag ze het; naast de auto, vlak voor haar voeten, stond een kartonnen doos. Vanuit de doos keken twee donkere ogen naar haar omhoog. Het was een puppy. 

 

Jules had voor haar verjaardag een hond gekocht. Een levende hond die at, regelmatig moest plassen en daarom ook regelmatig mee uit wandelen moest. Drie zaken waarvan ze zeker wist dat ze daar nooit over was begonnen als het ging over wensen voor een verjaardagscadeau. Gespeeld enthousiast viel ze Jules om zijn nek. ‘Wat een dotje, dankjewel’, wist ze er nog vrij geloofwaardig uit te brengen. Het zwart-witte beestje probeerde druk kwispelend en piepend uit de doos te springen. Jules haalde het eruit, aaide het en gaf het vervolgens aan haar. ‘Lief he? Lekker veel energie. Heerlijk toch? Kijk dat snuitje. Het is een hij. Hoe gaat ie heten? 

            ‘Donald’, rolde er vanzelf uit. Het was het eerste wat in haar opkwam. Ze wist ook niet precies wat haar bezielde. Het zal wel iets met haar associatie met onoprechtheid en leugenachtig gedrag van doen hebben gehad. Het hondje keek haar zelfgenoegzaam aan terwijl ze over het kopje aaide. 

Waarom kreeg ze een hond? Het was best een lief beest, daar niet van, en op zich hadden ze de ruimte en de tijd. Ze hadden echter nog nooit eerder over het hebben van een hond gesproken. Ongemakkelijk zette ze de puppy op de grond waar het wiebelend een weg begon te zoeken en voorzichtig tegen het wiel van de auto plaste. Jules legde een arm om haar schouder en sprak als een trotste jonge vader. ‘Goed zo Donald. Brave hond’. Olivia volgde het straaltje urine dat door de garage liep en zuchtte onhoorbaar.

 

            Die week liepen ze elke dag samen door de wijk en de omliggende weilanden. Terwijl ze wandelden vertelde Jules vaak over de wetenswaardigheden die hij nu weer over Donald te weten was gekomen. Zo bleek Donald een Border Collie, was hij dus eigenlijk een schapenhoeder en had hij daarom veel behoefte aan lekker veel rennen. Dat laatste had Olivia inmiddels ook gemerkt. Daarnaast was hij heel intelligent en kon hij goed dingen leren. Jules, die zelf ook niet dom was, vertelde haar dat hij dat persoonlijk een prettige eigenschap vond voor een hond. 

Olivia liep vaak te zwijgen naast hem. Hoe leuk ze het kleine diertje inmiddels ook vond, werd het haar duidelijk dat Jules vooral zichzelf een puppy cadeau had gedaan. Toen ze het energieke hondje los lieten rennen op het veld keek Olivia even opzij naar zijn gezicht dat nauwgezet elke beweging van Donald volgde. Plots herinnerde ze zich een gesprek op een terras in het tuincentrum. Ze hadden allebei een taartje bij de koffie genomen. Drommen mensen met karretjes vol planten en potten trokken aan hen voorbij. Met volle mond concludeerde hij: ‘ik moet eigenlijk ook een hobby. Iets waar ik me in kan verliezen. Gewoon een bezigheid wat helemaal niets met advocatuur te maken heeft. Waar ik urenlang in kan verdwalen en wat niet gaat over goed of slecht.’ En nu trippelde hier de onschuld zelf met modderige pootjes koddig door het hoge natte gras. 

‘Hierrrrr Donald’, riep Jules gericht. Hij genoot, dat zag Olivia ook wel.

 

Een paar maanden later was Donald al flink gegroeid. De wandelingen werden langer en Olivia ging al lang niet iedere keer meer mee. Het was sowieso een wandeling van Donald en Jules geworden. Onafscheidelijk gingen de jongens er samen twee keer per dag op uit. Vrienden voor het leven waren ze geworden. Natuurlijk was ze blij voor hem. Hij had eindelijk zijn hobby gevonden, en daarbij had ze zelf geen zin om steeds met de hond te gaan lopen. Tussen de middag ging ze even naar huis voor een haastige plas in het plantsoen achter het huis. Daar moest Donald het wat haar betreft maar mee doen. De hond vergaf het haar. Na de korte plas kwam hij snel kwispelend weer naar binnen, legde zichzelf op het kleed in de keuken en snurkte daar vijf minuten later. Hij wist dat er ’s avonds lang gewandeld werd. Slim beest.

Jules communiceerde inmiddels via een klein fluitje dat om zijn nek hing en dat hij onafgebroken in zijn mond hield. Aan zijn broek hing een speciaal leren tasje voor poepzakjes en snoepjes ter aansporing. Afgelopen zaterdag had hij bij het tuincentrum dure hoge kaplaarzen voor zichzelf gekocht. Aan de zijkant van de laars zat een biesje en een sjiek uitziend merkje. Het was bijna lachwekkend. In vol tenue zag hij, de advocaat, eruit als een schapenhoeder. 

 

Een half jaar later liep Olivia met haar handen in haar zakken achter hem aan door herfstig weer. Ze voelde zich een schaap. Een nat schaap in de regen. Aan haar voeten lagen rijpe walnoten in de modder. Ze schopte er een voor zich uit terwijl Jules met een fluitje Donald naar zich toe riep. Nog een paar maanden, dan was ze weer jarig. Misschien moest ze zometeen maar eens een paar hinten laten vallen over een mooie ring met bijpassende oorbellen.

maandag 25 januari 2021

#12 Hij doet het zelf.

 


#12 HIJ DOET HET ZELF.
(102,24 km, Kerkhoven)

 

Het arme kind had het niet kunnen zien aankomen. Niemand had het zien aankomen. Dirk zat precies op dat moment met een rolmaatje de ruimte tussen de plint en het kozijn op te meten. Zijn lijf was in een onmogelijke hoek gedraaid om het lint recht te kunnen trekken. Venijnig trok de spier in zijn onderrug. Steeds wanneer hij zijn lichaam dingen liet doen die hij normaal niet deed, verrekte hij van de pijn. Hij was er zo klaar mee. Zo ongelofelijk klaar met klussen, met verbouwen, met opknappen.

Het had hem al veel te veel gekost. Als bakker hoor je niet maandenlang de bouwvakker uit te hangen. Het was inmiddels al bijna een half jaar dat de bakker kluste. De zaak stond stil en de aannemer had dingen niet of veel te duur gedaan, waardoor Dirk nu zelf aan de bak moest. In eerste instantie leek hem dit een goed idee. Zeker toen zijn schoonvader hem aanbood drie dagen in de week te komen helpen. Dit was een welkom voorstel, zeker ook gezien het feit dat de oude man jarenlang op de bouw had gewerkt en goed wist hoe de elektriciteit aangelegd moest worden. Toen de ruzie met zijn schoonvader begon, lag dan ook de hele elektrische installatie van het pand open. Niets deed het op dat moment nog. Een enkel verlengkabeltje, afgetapt van de hoofdleiding, gaf licht, koffie en stroom voor de schuurmachine. Schoonpa zou het helaas zo achterlaten. Sindsdien had Dirk noodgedwongen veel geleerd over elektrische installaties.

 

            Gelukkig was zijn huwelijk aardig bestand tegen het wonen in de caravan, bedacht Dirk zich de eerste maanden vaak. Ze woonden er vier maanden en ook de lange dagen tussen stof en open vloeren deed de sfeer niet echt kwaad. Sterker nog; de avonden in de caravan waren zelfs knus en gezellig. In de verte herkende hij zelfs iets van zijn eerste weken met haar in zijn flatje in de stad. 

Het was de ruzie met haar vader die een druppel bleek te zijn. Niets, maar dan ook niets had hij van haar opgespaarde frustraties meegekregen, maar toen haar vader tegen hem begon te tieren aan de campingtafel kwam het er allemaal uit. Vanuit het niets begon ze te huilen en hield niet meer op. Alle ellende, stukgekluste verwachtingen en ellendige koude nachten spetterden over de met plastic bekertjes en kleffe broodjes gevulde tafel. Ze snikte en hikte haar zinnen eruit als een kind van zes. Het aanzien van al dit verdriet van zijn dochter werkte als een rode lap op haar toch al ontploffende vader. Woest kwakte hij zijn halflege bekertje koffie op tafel, griste zijn jas van het keukentrapje en richtte zich tot Dirk: ‘Als jij maar niet denkt dat ik nog één vinger aan dit pand uitsteek, vriend. Je zorgt er maar voor dat mijn dochter gelukkig wordt, en anders weet ik je te vinden!’ Met betraande ogen had zijn vrouw nog minutenlang zwijgend naar een onaangeroerde gevulde koek in het plastic gestaard. Hierna was hij verder gegaan met stucen.

Sindsdien kluste hij alleen. Niemand hielp hem; geen aannemer, geen schoonvader en geen vrouw want die hield zich in de caravan bezig met de opvoeding van Julie. Julie was hun dochter en de enige in huis die nog wel bruiste van energie. 

 

Hij werd een krakende oude man, dacht hij terwijl hij steunend enigszins omhoogkwam. In de beweging draaide een hete pin in de spier in zijn onderrug. Snel maakte hij de vrij ingewikkelde berekening in zijn hoofd hoeveel leiding hij moest halen bij de bouwmarkt voor de radiator. Zoals altijd deed hij dit hardop. 

Bijna had hij het antwoord te pakken, toen de kleine Julie, zeven jaar en drie maanden oud, de kamer in kwam rennen met een werkje van school. ‘Papa! Moet je kijken, deze heb ik geplakt! Ze kwam met zoveel snelheid de kamer in lopen, dat ze het stuk karton met daarop het openstaande blik witte lak waar Dirk het kozijn mee had geverfd over het hoofd zag. Haar lichtblauwe Frozen-sokje haakte achter het karton en voluit viel het kind voorover. In haar val schopte ze het blik de kamer in. Een groeiende plas witte verf golfde over de nieuwe parketvloer. Midden in de plas landde zijn dochter, haar kin voorop. Witte verf bedekte haar gezicht en haren en meteen zette ze het op een schreeuwen.

Dirk schoot in een fractie van een seconde omhoog wat het startschot was dat een kettingreactie veroorzaakte. De pijn in zijn rug triggerde iets in zijn hoofd. Nog nooit had hij in zo’n korte tijd zoveel woede voelen opkomen. Het leek alsof door deze ene actie van zijn dochter de kamer plotseling volstond met iedereen aan wie hij deze situatie te danken had. Aannemers, schoonvader, medewerkers, dorpsgenoten, iedereen stond in de kamer en keek hem verwijtend aan. Ze lachten om hem, de mislukte klusser. Om Dirkje: klunzige bakker, falende schoonzoon, onwetende opdrachtgever. Dit beeld in Dirks hoofd was de vonk die het kruit ontstak. Hij voelde het omhoog komen en voor het eerst in zijn leven kotste hij geluid zo hard als zijn stem kon.

Godverdomme! Julie! Hoe vaak moet ik nou nog zeggen dat je hier weg moet blijven? Hoe vaak? Zie nou wat ervan komt! Zie, stom kind dat je er bent! Weg! Weg hier! Opdonderen! 

Hijgend hield hij zich vast aan het keukentrapje terwijl Julie de kamer uitrende. Ze liet een spoor witte verf na. In de verte hoorde hij haar hard huilen. Dirk keek naar zijn voeten en tastte naar zijn onderrug. De pijn was er en bleef nu. Hij kreunde en keek op. Twee witte voetjes op de parketvloer liepen door de kamer. Met zijn ogen volgde hij het spoor tot aan de kamerdeur. Daar liepen ze langs twee lichtbruine Uggs. 

 

In de deuropening stond zijn vrouw. Ze zei niets, maar keek hem enkel aan met grote ogen. In haar handen droeg ze een stapeltje tekeningen van Julie en het kleine Frozen-rugzakje dat ze mee naar school genomen had. Haar schouders hingen met haar armen nietszeggend langs haar lichaam. Het leek alsof ze in het moment van daarnet was blijven steken toen Dirk hun dochter de huid vol schold. Ze was blijkbaar nog niet toe aan het vervolg. Die grote kastanjebruine ogen bleven op hem gericht. 

Dirk wist niets te zeggen. Hij wist dat hij dit niet had moeten doen, maar het gebeurde hem. Hij was er zo klaar mee. Hij was er zo ongelofelijk klaar mee. Daar kwam het vandaan. Dat zou ze toch wel begrijpen? Hij moest het aan haar uitleggen. Nu. Ver weg in de caravan huilde Julie nog steeds van de schrik. ‘Ik….’, begon Dirk, maar zijn vrouw onderbrak hem met een ijzige koelte. ‘Dit was het Dirk. Genoeg geweest. Ik neem aan dat je dat begrijpt. Ik ga nu mijn spullen pakken en rij dan met Julie naar mijn ouders. Bel mij niet. Ik bel jou wanneer het weer gaat. Nu hoef ik je even niet te zien.’ Ze draaide zich om en liep de gang in. Dirk keek om zich heen. Grondverf, pvc-buisjes, een potlood, een trapje, een stapeltje losse plinten. Hij was er nog lang niet. 

 

Niet veel later hoorde hij de auto van de oprit wegrijden. Dirk zag haar gaan vanuit de nieuwe badkamer. Ze droeg de muts die ze de afgelopen weken trots zelf had gebreid. Achterin zat Julie met een lolly in haar mond. Moedeloos nam hij uit de eerstehulpdoos de laatste twee paracetamols. Bij gebrek aan een werkende waterleiding spoelde hij ze zwijgend weg met een half blikje cola dat hij vond. Het was vier uur. Als de paracetamol werkte moest hij maar eens naar de Gamma.

dinsdag 19 januari 2021

#11 Enorm geschrokken dus.


#11. ENORM GESCHROKKEN DUS.

(93,49 km, Lommel-Centrum)

 

Het was een uur of negen volgens mij. We hadden die avond gegeten met onze dochter. Wij passen op dinsdag altijd op onze kleinzoon, snapt u. Meestal eet ze niet mee en rijdt ze meteen door naar huis, maar omdat het jochie nog naar een extra voetbaltraining moest, kwam ze een beetje krap uit. Vandaar dat ik dat nog precies weet dat het op een dinsdag was. Zo vaak gebeurt dat niet. Dat is wel jammer.

 Ze at dus gezellig bij ons lasagne met verse groenten. Voornamelijk omdat Adrie dat altijd zo lekker vindt, maar het is ook iets wat je van tevoren klaar kunt maken en dat had ik dan ook die middag al gedaan. Anders sta ik de hele tijd in de keuken, terwijl ik het leuker vind om met mijn dochter bij te kletsen. Je neemt toch alle momenten die je krijgt hè? Ik begrijp het ook wel hoor. Ze zitten niet elke dag op die oude mensen te wachten. Ze hebben het ongelofelijk druk met werk en clubjes en vrienden en zo en dingen. 

            Enfin. We hadden gegeten en daarna is mijn dochter vertrokken. Dat zal rond een uur of zeven zijn geweest. Daarna hebben Adrie en ik samen afgewassen en naar het journaal gekeken. Dat doen we elke avond, want je moet op de hoogte blijven, zeker nu. De wereld is zo aan het veranderen, vind ik. Het gaat allemaal zo snel. Zo snel dat je het niet meer bij kunt houden. Ik niet in ieder geval. 

Na het journaal begon er een film, weet ik nog. Ik hou niet zo van films, en zeker niet die Adrie wil zien. Op een of andere manier is dat altijd met actie en vechten en zo. Daarom ben ik in de stoel gaan zitten en ben ik gaan lezen. Heerlijk vind ik dat. Maar goed, het was een uur of negen en ik vraag aan Adrie of hij nog een glaasje sap wil. Dat wil hij, dus loop ik de keuken in en kijk daar uit het raam. Normaal zie je de hele tuin, want we hebben tot achteraan van die leuke lantaarntjes, maar die avond was het donker. Toevallig was net die week de stroom eraf omdat ze bezig waren geweest om nieuwe steentjes te leggen. We zijn namelijk bezig om achter in de tuin bij de schuur een zitje te maken en daar hadden we op Marktplaats allemaal van die ouwe steentjes voor gevonden. Hoe heten die ook alweer?  Allez, waalsteentjes geloof ik. Maar dat is nou niet belangrijk. 

            Goed, dus ik kijk uit het raam en zag dus geen klap omdat het volkomen duister is. Ik duik de koelkast in, schenk in, en terwijl ik nog een keer de tuin in kijk, valt me iets op. Verderop, naast het schuurtje, zie ik ineens eventjes een licht bewegen. In eerste instantie denk ik dat ik me vergis, maar nadat ik het pak terug in de koelkast heb gezet, kijk ik toch nog een keer goed.  Toen zag ik het weer: een bewegend schijnsel van een lamp ofzo. Ik denk: krijg nou wat, d’r staat er eentje met een zaklamp te schijnen in onze tuin. Niemand heeft daar iets te zoeken. Ik bedoel, er is daar verder niks. Dus ik roep Adrie erbij en laat hem kijken. 

Nou moet je net Adrie hebben op zo’n moment, want die begint natuurlijk meteen te vloeken. Het was voor hem gelijk duidelijk dat er iemand rondliep met een zaklamp en dat ze aan het proberen waren om bij de achterkant van de Big Bazar in te breken. De Big Bazar zit namelijk met z’n kont tegen onze tuin aan, zeg maar. Ik zeg nog dat ie binnen moet blijven, maar hij schiet in zijn schoenen en duikt de tuin in met een stuk hout. Ik zie hem nog zo gaan. Zeker vijf minuten heb ik staan wachten bij de keukendeur. Ik durfde er niet achteraan te gaan. Ik bedoel, in de verte zag ik nog steeds die lamp en die gast die bezig was met de achterdeur. Ik weet ook dat Adrie die kant op gaat en dat ie kwaad is. Hij kan er niet tegen dat iemand aan zijn spullen zit. Of aan de spullen van een ander. De Big Bazar, ik bedoel maar: wat wil je daar nou stelen? Dan moet het toch wel een of andere junk zijn? 

Je staat wat af te denken op zo’n moment hoor. En het duurde maar en duurde maar. Adrie was in het donker verdwenen en ik stond maar te kijken in de tuin. Hij kijkt wel veel van die films, bedacht ik me ook nog. En net als ik denk ‘hij zal zich toch niks in zijn hoofd halen’, hoor ik me toch een kabaal: vloeken en schelden. Ik schrok me kapot. En toen het geluid van een gevecht. Hij had ‘m te pakken, tenminste dat dacht ik. Wat doe je op zo’n moment? Dus ik roep heel hard; ‘Adrie!’, want het is toch een man op leeftijd met een stuk hout, en ren als een malle die tuin in. Toen zag ik die lamp er al vandoor gaan. Ik zag ‘m zo wegrennen over de parkeerplaats. 

Even later kwam Adrie mij tegemoet in het donker. Hij zag er niet uit. Die jongen had hem een duw en een klap voor zijn kop gegeven. Het schijnt echt nog een jong gastje te zijn geweest. Arme Adrie, de schat.

 

Maar enorm geschrokken hè. Wij allebei hoor. Hij heeft zeker nog een uur zitten trillen hier op de bank. Grote schaafwond op zijn arm en een blauwe plek boven zijn oog, maar gelukkig verder niks ergs. Tenminste, lichamelijk dan. Maar het heeft er wel ingehakt hoor. Psychisch, dat je je niet meer veilig voelt. Dat.

 

Ze bleken geen camera’s te hebben hangen. Nu wel, sinds dat gebeurd is wel, maar toen niet. Niemand heeft verder iets gezien of gehoord. We hebben later de politie over de vloer gehad, maar die weten het ook niet. Wat doe je eraan? Inbreken in de Big Bazar, dan ben je toch wel ver heen. De wereld verandert en hard ook. Ik heb altijd vertrouwen gehad in de mensen, maar als het tegenwoordig zo moet, dan weet ik het eerlijk gezegd ook niet meer. 

We slapen slecht de laatste tijd, dat mag u best weten. Bij Adrie gaat het op zich nog wel, die slaapt op een gegeven moment wel in. Maar ik heb er veel meer moeite mee. Ik hoor ‘s nachts van alles en dan zit ik ineens rechtop in mijn bed. Dat is voor Adrie natuurlijk ook niet fijn. Dan is hij ook weer wakker. Hij gaat dan altijd kijken of er iets is, de schat.

Sindsdien ben ik overdag ook banger geworden in huis. Ik denk continue dat er iemand om het huis loopt. Je zit toch best vrij hier. Het ziet er in de straat natuurlijk heel netjes uit. Iedereen maakt het mooi maar dan denken ze ook dat er wat te halen valt. Dat denk ik dan. Je kunt jezelf echt behoorlijk gek maken in je hoofd. We hebben nu ook een camera laten ophangen. En als je ‘s avonds dicht bij het huis komt floept er zo’n lamp aan. Die staat nog niet helemaal goed afgesteld volgens mij. Telkens als de poes van de buren langsloopt, knipt ie aan en krijg ik weer een hartverzakking.

 

Ach ja, de wereld verandert. Of ik, misschien ben ik wel veranderd. Dat zal ook wel zo zijn. Om u eerlijk te zeggen weet ik niet of we hier blijven wonen. Misschien niet en verhuizen we op den duur wel naar die nieuwe woonwijk aan de rand van de stad. Ik zag laatst dat ze er gaan bouwen in die stijl uit de jaren dertig. Het zag er heel netjes uit. Ach, ik weet het niet. Eerst die lamp maar eens goed afstellen.

maandag 18 januari 2021

#10 Goudklomp voor de toekomst.


#10 GOUDKLOMP VOOR DE TOEKOMST.

(87,35 km, Lommel)

 

Op het grenenhouten tafelblad ligt een stapeltje folders die allemaal hetzelfde zijn. Bedrijfsinformatie. Ze herkent het logo en de kleurvorming van de simpele website en ook de man, die nu achter zijn bureau gaat zitten, herkende ze meteen. Er staan twee foto’s van hem op de site. Eentje is een portret van een aantal jaren geleden. De diepe groeven die nu op het voorhoofd van de man glimmen staan er daar nog niet op. Ook heeft hij op de foto een ander montuur; moderner van model en voorzien van een groen kleurtje. De bril die hij nu op zijn neus draagt oogt conservatiever. Het geeft de man, die niet veel ouder dan zij is, een vaderlijk uiterlijk. Te ouwelijk voor zijn leeftijd, wat waarschijnlijk precies is hoe hij voor zijn bedrijf wil overkomen. Ze vraagt zich af of de man aan het einde van de dag, wanneer hij een privépersoon wordt, de groene bril weer op zal zetten. Ze heeft het sterke vermoeden dat dit niet het geval is.

Op de andere foto op de website staat de man in visserskleding voor een huisje in de Ardennen. In zijn handen heeft hij een flinke vis en op zijn gezicht plakt de glimlach die hij ook had toen hij opendeed. Deze foto is duidelijk een poging de site voor eventuele klanten een persoonlijk tintje mee te geven; professioneel, maar toch gewoon menselijk. In de bedrijfsinformatie waar de foto bij staat wordt verder niets verteld over vissen. Wat haar betreft had die foto dan ook niet gehoeven. Het slaat zelfs als een tang op een varken. Tenminste, dat vindt zij in al haar bescheidenheid. Verder straalt de webruimte een en al degelijkheid uit en dat is precies waarom ze hier zit: ze wil een degelijk advies. Surfend langs de pagina’s had juist die soberheid, dat saaie suffe, haar over de streep getrokken. 

 

Gek genoeg kwam het besluit om met de man een afspraak te maken door een andere foto die bij de contact-informatie van het bedrijf stond. Op de parkeerplaats voor het huis, waar ze zojuist haar oude Volkswagen Polo had geparkeerd, stonden twintig mannen van middelbare leeftijd in wielrenkleding naast elkaar. Op hun borst prijkte in het felblauw en wit het logo van het bedrijf. Meerdere logo’s werden aandoenlijk vervormd door dikke middelbare buiken. Juist dit beeld straalde voor haar de betrouwbaarheid uit die ze zocht: als iemand een wielerclub sponsort, dan moet dat wel een betrouwbare man zijn. Zo’n trotse wielervlaming is ze wel om dat te kunnen weten. 

 

Voor haar op de tafel staat een simpel wit schoteltje met daarop een kopje donkere koffie die al een poosje in de thermoskan zit. Ze heeft geproefd en het smaakt precies zoals het er uit ziet: bitter. De man achter het bureau zoekt iets op in een map en opent vervolgens zijn computer. Het duurt even voordat het ding is opgestart. Hij wacht en wrijft uitgebreid aan zijn neus. Ze hoopt dat ze zich later herinnert om deze man geen hand meer te geven. 

Op een ander schoteltje wat op de tafel staat ligt een stapel cakejes, stuk voor stuk verpakt in plastic. De man had haar er vriendelijk op gewezen toen hij de koffie neerzette. Er valt te kiezen uit chocolade en vanille, maar aangezien ze vermoedt dat beide een vulling van confituur hebben laat zij ze liggen op het schoteltje. 

De man achter het bureau schrijft iets op. Zijn pak is niet van deze tijd en het zit hem net iets te ruim. Met de haren strak naar achteren gekamd tuurt hij naar het scherm. Hij schijnt te vinden wat hij zoekt. Vermoedelijk is het de informatie over de kavel waarvan ze heeft aangegeven er belangstelling voor te hebben.

De man trekt zijn wenkbrauwen op, kruipt nog iets dichter op het scherm en humt instemmend. Hij zegt dat ze er goed zicht op heeft. Het is een verbazend mooie plek waar de kavel ligt die ze op het oog heeft: midden in de Ardennen in een glooiend gebied met veel waterrijke mogelijkheden. 

Juist deze plek lijkt haar wel wat, zeker ook omdat ze hier vroeger met haar ouders regelmatig een zonnig voorjaarsweekend vertoefde in een minuscuul vakantiehuisje. Ze vertelt de man hierover maar na twee zinnen onderbreekt hij haar al en vraagt haar plaats te nemen voor het raam. Ze weet niet goed wat ze ermee aan moet en wat de man in het pak van plan is. Het is een trucje om iets voor elkaar te krijgen, dat voorvoelt ze wel, maar ze kan alleen niet inschatten wat het doel is. Ze haat dit. Dit is juist de reden waarom ze voor simpelheid en degelijkheid kiest. Die commerciële praatjes met de daarbij horende toneelstukjes verfoeit ze en probeert ze zoveel mogelijk uit haar leven te weren. 

 

Het blijft even stil en dan herhaalt de man de vraag. Zijn hoofd kantelt hij een beetje scheef als een golden retriever die een koekje wil. Dan schuift ze toch de stoel maar naar achter en loopt over het hoogpolig asgrijs tapijt naar het raam. 

 

Buiten ziet ze een adembenemend uitzicht. Ze kijkt uit over kilometers velden en bossen, iets wat je aan de voorkant van het pand niet vermoed. De dalende zon werpt majestueus lange schaduwen over de weilanden. In de verte grazen rustig twee koeien en boven een smal wandelpad klapwiekt een torenvalk boven eenzelfde punt. Het is een schilderij. Ze kijkt ernaar en in die stilte gaat de man achter het bureau staan, zet zijn bril af en begint rustig de glazen ervan te poetsen met een zacht doekje. Na een tiental seconden zet hij het ding weer op zijn neusbrug en doorbreekt hij de stilte.

Hij vraag haar wat ze ziet, maar haar antwoord wacht hij niet af. Natuurlijk ziet ze de pracht van de velden. Toch? De beesten, de wandelingen. Wat zou het fijn zijn daar te wonen, niet? Om daar, waar het beekje kalm kabbelt een prachtig huis te bouwen met een schuur. Een huis met een veranda waar je ’s avonds rustig met een kopje thee naar de stilte luistert. Dat is wat ze ziet wanneer ze naar buiten kijkt, nietwaar? 

 

Uiteraard ziet ze die mogelijkheden nu haar vader haar een onverwacht groot bedrag heeft nagelaten. Wie had dat gedacht? Nooit had ze geweten dat de zwijgzame man zo’n enorm bedrag bij elkaar had verdiend. Dat is nog wel het meest verbazende; dat niemand dit ooit had geweten. En nu zat ze ermee. Een mooie plek kopen en daar een huis op bouwen is zeker iets wat door haar hoofd speelt.

 

 Dan komt de man achter het bureau vandaan en vraagt haar plaats te maken voor het raam. Rustig posteert hij zichzelf nu breeduit voor de ruit en plaatst zijn handen in zijn zij. Hij zucht eens diep en kijkt langzaam van links naar rechts, het hele uitzicht in zich opnemend. Zijn stem gaat omlaag (weer zo’n trucje!) wanneer hij vertelt wat híj ziet als hij naar buiten kijkt. Hij ziet geen nieuw huis, geen thuis, neen. Hij ziet hardwerkend rendement. Klinkende munten die voor je werken als potige boerenknechten en groeien, groeien, groeien. Dat klinkt toch prachtig? Hij zegt het echt: een huis op zo’n kavel zetten is weggooien van geld. Je laat zo veel liggen. De kavel moet groeien en dan met name in waarde en dat doet het alleen als het van hand tot hand gaat. Via hem en de terugkerende koop en verkoop van kavels als deze zal zij genieten van gegarandeerde groei. Zo’n kavel is een topinvestering: elk jaar doorverkopen en je winst binnenhalen als een dikke vis. (Kijk, daar was eindelijk de link met de foto op de website). Als ze zich eens bedenkt wat ze voor al dat geld in de toekomst zou kunnen doen. 

De man draait zich om en kijkt haar nu strak aan. Een kleine glimlach verschijnt op zijn lippen wanneer hij het investeren in prachtige velden concluderend samenvat in een slogan; een kavel is een goudklomp voor de toekomst. 

 

De commercial is voorbij. Theatraal draait de man zich weer om naar het raam en laat weer een stilte vallen. Buiten staat haar Volkswagen Polo op het grind te wachten. Het restje koffie op de grenen tafel is koud geworden. Ze kijkt om zich heen en neemt de ruimte nog eens in zich op. Wat zojuist een haven van betrouwbaarheid en degelijkheid leek, is nu binnen vijf minuten veranderd in een lelijk kantoor waar alles om geld draait. Ze voelt zich alsof ze op een zonnige vakantieboulevard in een time-share appartementenpraatje is getrapt: gebruikt. Zelfs de grenen tafel blijkt ineens te plakken en de cakejes zijn over de datum.

Onder de toezegging dat ze er ‘nog even over na gaat denken’ loopt ze door het halletje terug naar de auto. In haar handen heeft ze de folder die de man haar nog net heeft toegestopt. Ze liet het maar gebeuren. De folder belandt niet veel later in twee delen in de prullenbak op het uitkijkpunt waar ze op een bankje in de lage zon een kop goeie koffie drinkt. Uit een papieren beker. 

Wielersponsors zijn niet meer wat ze geweest zijn, bedenkt ze zich terwijl ze haar mond brandt. 

maandag 11 januari 2021

#9 Tafel zeven.

 


#9 TAFEL ZEVEN.

(80,17 km, Valkenswaard)

 

Het was een leuke afwisseling in een verder saaie dienst voor Chris.  Zelf nog een puber, verdiende hij in zijn vrije tijd een centje bij met het serveren van pannenkoeken. De hele dag was het vrij druk geweest met vooral gezinnen. Chris kon ze wel dromen; de families hadden gewandeld en rondden de zaterdagmiddagactiviteit af met een pannenkoek omdat vader en moeder geen zin meer hadden om te koken. De kinderen, moe van het wandelen of meubelboulevard, jengelden om kadootjes en ijs. Ze bestelden altijd hetzelfde; de kleintjes de kinderpannenkoek met ijsverrassing, moeder iets met brie en vader uiteraard degene met shoarma of andersoortige overdreven hoeveelheden vlees er op. 

Chris kon rond zes uur geen pannenkoek meer zeggen of zien en was dan ook blij dat hij aan een tafeltje bij het raam een ander tafereeltje aantrof. Twee jongens van zijn eigen leeftijd, netjes in een gestreken bloesje, de haren strak gekamd in een onberispelijke scheiding. Allebei keken ze een beetje schichtig om zich heen of naar de parkeerplaats buiten. Een bijzonder duo. Als hij niet beter had geweten, had hij gezworen dat ze naar een bruiloft moesten. Maar ze waren niet zomaar om gezellig een hapje te eten en even bij te kletsen. 

 

Alfons uit de keuken had hem dat eens eerder haarfijn uit de doeken gedaan. Vrij regelmatig zaten er hier mannen en jongens alleen te eten. Heel soms, zoals nu, kwamen ze samen of met een clubje. Nooit waren er vrouwen of kinderen bij. Stuk voor stuk oogden ze nerveus en vielen daarom nogal op in dit toch wel kindvriendelijke pannenkoekenrestaurant. 

‘Nee jong’, had Alfons gezegd, ‘Dit noemen we in de keuken de ‘First Time Freddies’; jongens en mannen die voor het eerst gaan. Naar hiernaast’. Alfons legde de laatste woorden neer met zijn zwaarste Barry White-stem en knipoogde naar Chris. Hij doelde op het grote pand dat goed verdekt verderop in de bossen lag: het huis waar ze vroeger op school al giechelend over praatten en waar mannen tegen betaling ‘het’ konden doen. Later, toen gegiechel in de gangen van de middelbare school veranderd was in spannend gefluister, begreep hij dat ‘het’ een breed begrip is waarmee allerlei zaken bedoeld konden worden die hij nog nooit in zijn jonge leven had bedacht. 

Nooit had hij de bezoekers van het restaurant hieraan gekoppeld. Voor hem waren de mannen die daar kwamen oude buikige zakenmannen of vieze eenzame mannetjes.  Dat het ook jongemannen konden zijn, laat staan van zijn eigen leeftijd, kwam tot dan toe niet in hem op. Maar dit bijbaantje was blijkbaar leerzaam op meerdere manieren. Inmiddels had hij er al een behoorlijke hoeveelheid voorbij zien komen en steeds weer lachte hij dan even in zichzelf. ‘Sukkels’, dacht hij dan. Nooit, maar dan ook nooit zou hij naar zo’n tent gaan.

 

Dit setje aan tafel zeven was er wel één uit het boekje. Toen Chris hen twee cola bracht, zag hij dat er één nog een voorhoofd vol jeugdpuistjes had. Om hen heen hing een wolk van goedkope aftershave. Glimlachend liep hij terug naar de keuken en knipoogde naar Alfons die net een pannenkoek met gyros stond te beleggen. ‘Psst, Alfons! Tafel zeven. First Time Freddies! Alfons lachte breed, draaide zijn lijf zodat hij in het restaurant kon kijken en knikte zijn hoofd. ‘For sure, sir!’

 

‘Ze hebben daar ook een menukaart’. De langste van de twee jongens keek naar buiten terwijl de ander zich verdiepte in de oneindige lijst pannenkoeken. Hij had namelijk honger.

‘Hoe bedoel je? 

‘Dat ze een kaart hebben met alles er op wat je bij zo’n vrouw kunt krijgen. Je geeft je je bestelling door en dan krijg je dat. Net als hier. Als je maar betaalt.’

‘Dat is wel handig ja, om van tevoren weten wat het allemaal kost. Ik heb er niet zo’n zin in om achteraf een rekening te krijgen die ik niet kan betalen.’

‘Dan komen ze achter je aan, serieus. Dat heb ik wel eens gehoord. Staan er ineens van die kleerkasten voor je deur. Breken ze al je botten en gaan ze met je vader en moeder zitten praten.’

‘Ik moet er niet aan denken. Hoeveel heb jij bij? Ik tweehonderd. Moet genoeg zijn toch? 

‘Verdomd. Een Vlaamse pannenkoek met huisgemaakt stoofvlees. Man, dat lijkt me lekker.’

‘Ik weet niet of dat slim is. Zo zwaar eten voordat je gaat. En die uien in stoofvlees. Ja, ik weet niet hoe snel dat bij jou gaat, maar ik durf dat niet hoor’.De twee keken elkaar aan en schoten in de lach. 

‘Nee, das misschien niet zo handig. Ik denk dat ik dan toch gewoon voor spek-kaas ga’.

 

‘Hebben jullie al een keuze kunnen maken?’ Chris had er schik in dit soort gasten een beetje op de kast te jagen en dook plotseling vanuit het niets naast hun tafeltje op. De jongens schrokken zich een hoedje. Had hij hun gesprek kunnen horen? Chris keek de twee jongens geduldig aan en vanuit de keuken keek Alfons geamuseerd toe. De lange dunne jongen probeerde zo zelfverzekerd mogelijk te kijken toen hij bestelde. Onder de armen van zijn overhemd zaten donkere transpiratievlekken.  

‘Voor mij graag de pannenkoek met appel en suiker.’, ‘

…en voor mij die met spek-kaas’, vulde de kleinere jongen met de pukkels aan. 

‘…En spek-kaas..prima.  Verder nog speciale wensen waar we jullie blij mee kunnen maken? Chris dacht een kleine schrik bij de kleine jongen te zien. ‘Lang of kort gebakken of nog iets te drinken?’ 

‘Oh, nee hoor’. 

‘Mooi. Dat wordt dan samen met de cola voor jullie allebei negen euro. Ik zeg het meestal van tevoren, dan kom je niet voor verrassingen te staan’. Chris draaide zich om en liep naar de keuken. In zijn loop gaf hij Alfons een knipoog. 

‘Appel-suiker en Spek-kaas, Alfons. En maak het maar lekker langzaam. Dan genieten ze er langer van! Ze hebben namelijk nog wel wat tijd om te overbruggen. Om acht uur gaan ze hiernaast pas open. Geen idee waarom ze hier nu al zitten.’ Achter Chris doken beide jongens in hun mobiel en scrolden alsof er niets aan de hand was. 

 

Om tien voor acht liep Chris nog een laatste keer langs tafel zeven. De pannenkoek was inmiddels op en ook de koffie die ze nadien besteld hadden stond al een tijdje leeg voor hun neus. Tien minuten geleden had hij met de jongens apart afgerekend, maar ze maakten nog geen aanstalten te vertrekken. Af en toe keken ze even op de klok die boven het uitgiftepunt van de keuken hing en doken dan weer in hun mobieltjes. 

‘Heren, kan ik nog iets voor jullie betekenen?’ 

‘Nee, dank je’. 

 

Chris legde twee papiertjes en pennen voor hen op de tafel. ‘Was ik het toch helemaal vergeten. Mag ik jullie vragen even je naam, mailadres en telefoonnummer hierop te schrijven? En willen jullie daar dan even tafel zeven bij zetten? Is voor een eventueel contactonderzoek. Corona-maatregelen, begrijp je? Het is helaas verplicht voor ons om dit te vragen’.

 

De ogen van de jongens werden groot. 

‘Is dat verplicht?’ 

‘Verplicht niet, maar het is wel zo prettig als we jullie kunnen bereiken. We hopen dat u hieraan mee wil werken.’ 

‘Ah, ja, natuurlijk’. Met trillende handen schreven ze in stilte op de papiertjes terwijl Chris ernaast stond te wachten. Vervolgens stonden ze op, bedankten en beenden het restaurant uit. In het voorbijgaan zag Chris dat de lange jongen een beetje appel op zijn broek had gemorst, vlak naast zijn gulp. Hij had het niet door. 

‘Fijne avond nog’, riep hij hen vrolijk na. 

 

Toen hij ze langzaam de parkeerplaats zag aflopen in de richting van het bos, liep hij met de papiertjes naar de keuken.  De klok erboven gaf vijf voor acht aan. Alfons leunde ver over de balie en las hardop voor toen Chris hem de briefjes lachend voor zijn neus hield. 

’Jan Klaassen en Pietje Puk, ik dacht ze al te herkennen ja.’ Alfons liep schaterend de keuken in. 

‘Kom luitjes, we gaan de boel eens poetsen. Het is weer mooi geweest voor vandaag!’

 

dinsdag 5 januari 2021

#8 Graag met suiker.


#8 GRAAG MET SUIKER.

(13,82 km, Eindhoven)

 

Suiker, suiker. Waar heb ik suiker? Ik moet toch ergens suiker hebben. Godverkut, Selma. Get a grip. Je hebt ergens een potje waar je zakjes in bewaart die je meeneemt uit cafés.  Vind het. Trek elk kastje in de keuken open. Sleur elke beker eruit. Ze wil suiker in de koffie. Hoe sneu is het dat je geen suiker kunt aanbieden. Een normaal mens heeft koffie, thee, suiker, melk en zoetjes in huis. En een koekje om aan te bieden. Wat zeg ik, een trommel vol koekjes van allerlei soorten. Met en zonder chocolade. Maar wat heb jij? Enkel een pot oploskoffie. Met niks erin. Vind je het gek dat niemand bij je langs komt? 

 

Ik moet echt van die ruzies met mezelf af. Dit is geen doen.

 

Ze zit in de woonkamer en praat met me. Ze is zelfs geïnteresseerd. Ze vindt mijn behang mooi en mijn eetkamerstoelen en mijn retro-lamp. Ze heeft ook dat boek van Mari Kondo gelezen. Ze leest vast alles. We praten over opruimen, al zeker vijf minuten. Het is leuk om met haar te praten. Ik ken haar net, maar het lijkt alsof ik haar al veel langer ken. Ze lachte om een grap die ik maakte. Nu is ze aan de tafel gaan zitten en wil koffie met suiker. Zal ik haar vertellen over mijn moeder en haar opruimwoede? Over dat ik vroeger als kind één keer per week mijn eigen kamer uit mezelf opruimde en dat ik mijn moeders schoonmaakmandje onder in de kast heb staan? Zou ze daar ook in geïnteresseerd zijn? 

 

Dat ze daarop zit te wachten. Om zomaar op een dinsdagmiddag een kop koffie te drinken met een wildvreemde. Sowieso dat ze een praatje maakte op dat bankje in het park, zittend in de zon. Dat is toch al bijzonder? Ik kan me niet herinneren dat ik dat ooit eerder heb gehad. Zo lang achter elkaar met een vreemde praten. Ja, die ene keer die jongen in het vliegtuig, maar toen kon ik ook niet weg. Toen moest ik wel, hij bleef maar praten. Maar zij hoefde toch niet te blijven zitten? Ze had toch gewoon kunnen zeggen; ‘oh, dankjewel, die is inderdaad van mij. Het is een bonnetje van een stofzuiger die ik kocht. Fijn, want het is ook het garantiebewijs. Ik steek het nu terug in mijn boek en lees verder. Dankjewel. Fijne dag nog. 

 

Dat had ze kunnen zeggen, toch? Daar had ze het bij kunnen laten. Maar we raakten aan de praat.  Over het weer, over de stad, over het boek dat ze las. Over de boekhandel, over de jongen in de boekhandel, over jongens. Over cafés. Over de lucht die betrok en de bui die er aan kwam. Over de onvermijdelijkheid van de regen en over het feit dat ik om de hoek woon. En dat ik wel even een droge trui voor haar had en een bakje koffie kon maken als ze dat wilde. Dat wilde ze wel, ook al was ze met de auto. Ze wilde een droog vestje uit de auto pakken en het boek erin leggen. We konden ook even met de auto gaan. Het begon nu toch echt te regenen.

 

Ik zat met haar in dat kleine rode autootje. We reden welgeteld twee minuten. De straat over, de straat door en inparkeren. We zeiden gek genoeg even niets tegen elkaar, alleen waar ik woonde. Ik zat naast haar, maar ik kende haar eigenlijk niet. 

 

Dit is leuk. Ik ontmoet een onbekende jonge vrouw op een bankje in de zon, we praten en ik drink zo meteen een kop koffie met haar aan mijn tafel met de stoelen die ze mooi vindt. Daar is helemaal niets vreemds aan. 

 

Ho wacht. Wat denk ik wel niet? Dat ze een goede vriendin wordt? Het lijkt me toch niet dat vriendschappen zo beginnen. Een kennis kan ze ook zijn. Zo iemand met wie je af en toe afspreekt om koffie te drinken. Of een goede kennis die je iets vaker ziet dan een gewone kennis en waar je dan wijn mee drinkt. Of zou ze raar zijn? Dat kan natuurlijk ook. Dat ze zo meteen midden in mijn kamer iets vreemds zegt of een afwijking heeft. Stel je voor dat ze zegt dat ze heel erg van larpen houdt en in het weekend als trol door een landgoed loopt. En dat ze dan voorstelt dat ik een keer met haar mee ga. Mijn god, zul je zien dat ik precies zo’n type mijn huis binnenlaat. Of dat ze hele vieze eetgewoontes heeft en kauwt met haar mond open tegenover mij in een restaurant. Stel je voor dat ze met haar mond open kauwt terwijl ze ondertussen met mij blijft doorpraten. En dat iedereen dan naar ons zit te kijken terwijl ik niet weg kan. Ik ken mezelf, ik moet daar de hele tijd naar kijken. Stel dat ik dan misselijk word omdat ik steeds in haar mond kijk en zie hoe de vis zich langzaam vermengt met de frietjes en de remouladesaus. En dat ik dan een slok wijn neem en dat die slok plots naar vis smaakt. 

 

Ik moet hiermee ophouden. Echt. Dit helpt niet. Denk aan iets leuks. Ik denk aan ons tweetjes in de foyer na een mooie film. We drinken allebei een rode wijn. Samen kijken we op haar mobiele telefoon terwijl ze Tinder checkt. We lachen de hele tijd om de profielfoto’s en blijken dezelfde smaak voor mannen te hebben. Dan verzucht ze dat ze het zo gezellig heeft met mij als vriendin en dat ze eindelijk weer iemand heeft gevonden waarbij ze zich op haar gemak voelt. Ik maak dan gauw een grap waar ze om lacht, mompel dan ‘ik ook’ en bestel dan snel nog een glas. 

 

Ze zit nog steeds te wachten op de koffie. Schiet op nou. Heeft het water nu al gekookt? Ja. ‘Koffie komt eraan hoor! Alleen suiker was het, toch?’

 

‘Weet je, doe maar zonder suiker, ik heb volgens mij nog een zakje zoetjes in mijn tas.’ Ze zei het echt. ‘Gejat uit het café afgelopen week.’ Ze wil een beetje op haar suiker letten. De coronakilo’s hoeven er niet af, maar haar redenering dat ze in plaats van suiker in de koffie ook ‘s avonds een handje borrelnootjes kan nemen vind ik een geweldige. Een vrouw naar mijn hart. Ze is niet raar, ik weet het zeker. Ze doet met zekerheid niet aan larpen, eet met haar mond dicht en is ook maar gewoon alleen. Een vrouw alleen die op een bankje een boek leest en die makkelijk vriendinnen maakt. Makkelijker dan ik.

 

Verdomme, had ik nou toch maar die reep extra donkere chocolade gekocht. 

#7 Southfork in Brabant.


#7 SOUTHFORK IN BRABANT.

(51,11 km, Lieshout)

 

(Toine, achtenvijftig jaar, gebruind, zit breeduit op een grote lederen bank. Hij draagt een maatpak en nipt steeds aan een glas rode wijn, wat hij onafgebroken walst. Aan zijn vingers drie vrij grote gouden ringen. Zijn grijze haar en baardje zijn kort geschoren. Om hem heen veel beeldjes: hondjes, engeltjes, paarden. Aan de muur hangt een groot schilderij van een vergezicht aan de kust. Verder veel tafeltjes met fotolijstjes. Eén tafeltje staat vol met foto’s van honden. Op de vloer plavuizen. Hij spreekt met een twinkel in de ogen).

 

TOINE;

Weet u wat het is? Men denkt hier te klein. 

En als je klein denkt, dan blijf je klein. 

Dat hele verhaal over dat dubbeltje en dat kwartje, weet u wel? 

Iedereen denkt altijd dat dat over geld gaat. 

‘Als je niet geboren bent voor succes, zal je het ook nooit krijgen.’ 

Ammehoela meneer. 

Als je altijd dénkt dat je een dubbeltje bent, word je nooit geen kwartje. 

Daarom moet je gelóven dat je een kwartje bent. 

En ik geloof. 

Halleluja.

 

Ik ben mijn leven lang al minstens een kwartje. Daar, en zo is het.

Mijn vader had niets, mijn moeder had niets, de hele familie liep de godganse dag te zeiken dat het leven niet eerlijk voor ze was. 

De hoge heren gunden ze niets. Die vulden hun zakken alleen maar. 

Die gaven het geld niet aan hen, de hardwerkenden, 

maar aan de buitenlanders die er met hun kansen vandoor gingen. 

Dubbeltjes? Stuivers waren het!

Stumperige stuivers, mijnheer. 

Vanaf het moment dat ik dat doorkreeg, zag ik mezelf als zeker vijftig cent.

 

(We volgen Toine door de huiskamer, via de keuken naar de hal. We zien hem allerlei dingen aanwijzen en vertellen. Rondom zijn benen rent een hond die hij af en toe aanhaalt. De voice-over vertelt:)

 

VOICE-OVER;

“Toine woont in een klein Brabants dorp, niet ver van Eindhoven. Zijn huis valt nogal op in de straat. Veel aan het huis is nieuw. De laatste tijd klinkt er harde muziek uit de tuin, wanneer Toine en zijn vriend zwemmen in hun eigen zwembad. Als importeur van allerlei producten uit China gaat het hem voor de wind. Hij is hij één van de mensen die geld heeft verdiend aan de corona-crisis. Waarmee nu precies, met wat voor producten, dat wil Toine niet zeggen: het blijft bedrijfsgeheim.”

 

(Ook aan de muren van de hal hangen lijstjes met foto’s en schilderijen. Toine houdt stil bij een aantal foto’s van hem en zijn vriend in jongere jaren. Op de achtergrond zien we Corné, de vriend van Toine, bezig in de keuken. Ook hij draagt een nette pantalon en overhemd, maar beschermt dit met een knappe keukenschort.)

 

TOINE;

Kijk, wat een jongetjes nog hè?

Hier lekker op vakantie in Griekenland. En dit hier is Curaçao. 

Dat hebben we altijd gedaan, ook toen we bijna niks hadden. 

Altijd op vakantie en zoveel mogelijk bubbeltjes drinken, begrijp je? 

Als je echt gelooft dat je een kwartje bent en je er vooral naar gedraagt gaan de mensen je uiteindelijk ook zo zien. 

En zal ik je nog wat vertellen? Je voelt je ook beter. Echt hoor. 

Ken je die uitdrukking; feeling like a million bucks? 

Precies dat. 

Rijkdom zit tussen je oren. 

 

Hier, bekijk mij nou eens goed op deze foto. Je zou zeggen dat het heel wat was he? 

Nou, ik zal je vertellen, ik woonde in die tijd op een kamertje bij een hospita en had nauwelijks geld voor een fatsoenlijk bord eten.

En toch met een bloesje aan een glaasje champoppel bestellen aan de bar. 

Kijk, de truc is om na dat ene glaasje zogenaamd je telefoon op te nemen en er lachend achter te komen dat we ‘bij het verkeerde café’ zitten.

“Dat meen je niet? Dat meen je! We komen er nu aan, haha.” 

Ach man, in die tijd had ik niet eens een bel-abonnement! 

Allemaal theater, maar ik voelde mij als een million bucks. 

Begrijp je? Heb je hem? 

Dat bedoel ik.

 

En er natuurlijk altijd uitzien als een kwartje. 

Ja, ik zie je wel kijken. Ik weet het, ik ben een hele gulden onderhand. 

Moet je voelen. Echt zijde hoor. 

En hier. Zie je wat? Nee he? 

Als je het vergelijkt met die foto’s zie je het wel. 

Ze hebben hier wat weggehaald en hier iets ingespoten. 

Eens in de drie maanden mag ik op onderhoud. 

Mooi toch? Ik word er ook niet jonger op. 

God, wat waren we jongetjes hier. 

 

Hier sta ik als J.R, zie je dat? 

Die hoed had ik ooit van een ex-vriendje gekregen voor mijn verjaardag. 

Ja, Dallas, dat was altijd mijn grote voorbeeld, J.R Ewing. 

Als kind droomde ik van zo’n leven. 

The American dream, das toch ook een beetje dat dubbeltje-kwartje-verhaal waar ik het net over had? 

Ik zat als jongetje op de bank me helemaal voor te stellen dat ik ooit olie vond in de tuin. 

En dat ik dan een eigen ranch had. 

Nu heb ik het wel een heel eind voor elkaar. 

Weliswaar geen olie, maar de Chinezen zorgen wel voor een doorstromende hoeveelheid spullen waar Nederland op draait. 

Voornamelijk plastic hoor, dus daar heb je toch weer die olie. 

Ik ben eigenlijk gewoon een moderne J.R, snap je? 

Alleen geen Sue-Ellen, maar wel met Corné, haha. 

En met mijn eigen ranch hier in het dorp. 

Heb je de oprit gezien? Die oprit, das toch helemaal Southfork in Brabant, of niet? 

Wacht, kom mee. 

 

(Toine staat op de oprit en kijkt om zich heen. Buurman Peet, ambtenaar Ruimtelijke Ordening bij een naburige gemeente, spuit de stoep schoon met een hogedrukspuit.)

 

TOINE;

He! Peet! Wil je hem even uitzetten? 

Even wachten. 

Nee, even uit. Ik word geïnterviewd. 

Omdat ik hier woon. Voor de televisie. 

Dankjewel. 

Nee, ik denk nog een minuutje of tien. 

 

Een simpele man, ambtenaar. 

Geeft natuurlijk helemaal niets. 

Gaat elke dag op zijn elektrische fietsje naar zijn werk, tasje op de bagagedrager. 

Serieus, ze bestaan nog, de kleyne luyden. 

Het is een dorp van dubbeltjes. 

Dat komt natuurlijk omdat hier vroeger die fabriek stond waar ze allemaal werkten. 

Toen die dicht ging vertrokken ze of waren blij met alles. 

Daarom kost de grond hier ook geen drol. 

Nee, ik kom hier niet vandaan, maar Corné zijn ouders woonden hier vlakbij. 

Hij wilde graag terug en heeft de laatste jaren ook nog voor die mensjes gezorgd, de schat. Nu zijn we hier nog met z’n tweetjes, maar we komen nog genoeg buiten het dorp hoor. 

Elk weekend gaan we stappen in Antwerpen of Utrecht.

 

(Toine wandelt verder de oprit op. Peet staat vanaf zijn stoep toe te kijken, de hogedrukspuit nog in zijn hand. Af en toe trekt hij wat onkruid tussen de tegels vandaan. Hij volgt duidelijk het gesprek van zijn buurman.)

 

Heb je die oprit nou gezien? 

Zo’n kleine rotonde, dat ziet er toch echt goed uit? 

En daarbij rij je zo de auto makkelijk weer de straat op. Dat scheelt ook een hoop gedoe. 

Ik hou niet van steken met dat ding. 

Heb ik nooit gekund. 

Ik heb nu ook lekker een automaat, maar wel met een leren versnellingspookje. 

Toch een beetje J.R Ewing, nietwaar? 

Kom, we gaan naar binnen. Ik heb zin in een bubbel. Jij? 

 

(We zien Toine de hond roepen en lachend naar binnen lopen. Peet schudt kleintjes zijn hoofd en grinnikt.)

 

PEET;

Jaja, JR met zijn hondje.

Het is allemaal wat.

 

(Hij zet de hogedrukspuit weer aan.)