maandag 26 april 2021

#27 The way to San Jose.



#27 THE WAY TO SAN JOSE

(203,89 km, Fleures)

 

 

 

 

Do you know the way to San Jose

I’ve been away so long

I may go wrong and loose my way

 

Do you know the way to San Jose

I’m goin’ back to find

Some peace of mind in San Jose

 

 

 

Eens kijken, waar zal ik beginnen? Ik ben nu 48 jaar oud en kom oorspronkelijk uit San Jose, Californië. En ik mag er nog best wezen, of niet? Zeg het maar hoor. Natuurlijk kun je hier en daar wel aan me zien dat ik geleefd heb, maar dat blijkt voor sommigen juist heel aantrekkelijk te zijn. Daar hoor je mij dus niet over klagen. Ach weet je, ik ben het ook wel gewend. Ze hebben me vrijwel mijn hele leven lang nagekeken en dat is altijd heel prettig geweest. Het heeft me genoeg opgeleverd. Ik moet daar wel eens aan denken als ik van die simpele figuren voorbij zie komen. Ze hebben zo weinig karakter, qua uiterlijk dan. Wat dat betreft ben ik gezegend. 

  Toen ik voor het eerst begon met rijden was ik meteen een populaire jongen. Ik zag er goed uit en je was in vergelijking met anderen niet veel geld aan me kwijt. Wacht, dat klinkt misschien een beetje raar als ik het zo zeg. Laat ik het dan anders zeggen: ik was niet goedkoop maar wel veel meer benaderbaar dan andere mooie jongens. Bereikbaar. Ja, dat is het woord. Ik was bereikbaar en precies daarom was ik meteen één van de meest begeerde. 

Nu waren er in die tijd veel grote jongens bij ons in de buurt. Ze gingen hard, namen veel plek in en gingen wedstrijdjes aan met elkaar. Gewoon op straat en vaak midden in de nacht. Je kunt zeggen dat zoiets onverantwoord is, maar je bent jong en je voelt je onaantastbaar. Zo is dat altijd geweest en zo zal het nu vast ook nog gaan, lijkt me. Al moet ik zeggen dat ik dat niet zoveel meer bijhoud. Ik blijf nogal veel thuis en dan krijg je dat natuurlijk niet zo mee. En zeker hier niet. Maar daar kom ik zo op. 

 

Maar goed, de straten van Californië in de jaren 70. Het was een mooie, maar ook een roerige tijd. Menigeen heeft zich in die dagen volkomen aan gort gereden. Je moet goed weten dat men in die jaren nog veel minder bezig waren met veiligheid. Veel kon en daarnaast zagen we het gevaar gewoonweg niet. Roekeloos genoten we ervan: drinken, blowen, vrijen en scheuren zonder riemen. En veel van ons deden daar vrolijk aan mee. Zo gebeurde het regelmatig dat er types in de goot belandden en maanden uit de roulatie waren. Of erger. Sommigen zag ik nooit terug.

 

Nu had ik het geluk dat degene die mij voor het eerst liefhad, mij ook met veel aandacht en voorzichtigheid benaderde. We gingen niet veel uit en ik werd goed behandeld. In ruil daarvoor hoorde je mij nooit mopperen. Ik deed wat me gevraagd werd en dat was het. Uiteraard lokte dat woeste leven wel, maar we gaven er simpelweg niet aan toe. Hij werkte veel en begon langzaamaan aan een gezin te denken. Uiteindelijk nekte precies dat onze relatie. Toen zijn eerste kind, wat me op een slechte dag nog eens helemaal ondergespuugd heeft, een half jaar was, kon ik vertrekken.

 

 Dat was wel even zuur, maar ik moet zeggen dat niet lang daarna het leven feitelijk pas voor mij begon. De wilde dagen die ik van een afstandje had gadegeslagen braken nu voor mij aan. Niet dat ik me in wedstrijdjes begaf en solliciteerde naar de goot, maar mijn nieuwe geliefde nam me overal mee naartoe. Hij was groot, breed en had lang getoupeerd haar. Zo was dat in die tijd. Onderweg zong hij snoeihard rockballads terwijl hij de ene na de andere Chesterfield opstak. Ik hield van hem. In die dagen heb ik echt ongelofelijk veel van Amerika gezien. Fantastisch hoor. Ook veel mensen ontmoet, want om de haverklap nam hij lifters mee waar we dan dagenlang mee rondreden. Het leven was goed voor ons en samen beleefden we de jaren ‘80 tot we uiteindelijk helemaal in het noordwesten neerstreken, in Seattle. 

Nu was ik de droogte van Californië gewend en de overgang naar het koelere en natte klimaat van het noorden bleek me fysiek wat gedaan te hebben. Na zoveel tripjes naar uithoeken en na zoveel feesten in de woestijn, kreeg ik langzaamaan wat plekjes op mijn body. Niets ernstigs hoor, dat zou iedereen hebben na zo’n leven, maar ik liet er toch maar even naar kijken. Gelukkig bleek het niets ernstigs te zijn en kon het vrij makkelijk verholpen worden. Ik kon nog jaren mee, werd me gezegd. 

Helaas bleek dat voor mijn rocker en ik niet op te gaan. Zoals dat vaak gaat met lange relaties, leef je soms een beetje langs elkaar heen. Dan kan het gebeuren dat er plots iemand voorbijkomt die toch wat meer bij je past dan die oude. En je raad het al: in dit geval was ik die oude, hoewel ik nog best jong was. 

De nieuwe zag er prachtig uit, dat moet ik toegeven. Ze zat, hoe zal ik het zeggen, fysiek beter in elkaar en was meer op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Persoonlijk ben daar nooit zo mee bezig. Kijk, als je bent zoals ik, ben je tevreden met wat je kunt. Ik heb niet zo’n behoefte om van alles op de hoogte te zijn, alleen maar gezond te eten of heel erg onafhankelijk te zijn. Dat lijkt me helemaal niks. Call me oldfashioned maar zo zit ik in elkaar. Take it or leave it. En dat deed hij; he left me. 

 

Hierna heb ik een periode gehad met nogal wisselende contacten. Tja, ik voelde me een beetje uit de markt liggen en na een aantal korte relaties zorgde ik niet echt goed meer voor mezelf. En dat kon je aan me zien. Die plekjes van vroeger begonnen weer op te spelen en daar maakte ik me eerlijk gezegd druk om. 

En toen, ik denk dat het niet lang na 9/11 moet zijn geweest, werd ik plotseling opgemerkt door iemand die in mij ineens zag wie ik echt was. Meteen haalde hij me weg bij de gast die op dat moment niet goed voor me zorgde. Ik werd verwaarloosd en hij zag dat. Met alle aandacht die ik nodig had heeft hij mij er bovenop geholpen en begon ik langzaamaan op degene te lijken die ik vroeger was. Vanaf dat moment zagen mensen me weer staan, werd ik weer nagefloten. Ik wist niet wat me overkwam. Ja, dat was een mooie tijd. Ik ben hem daar nog steeds heel dankbaar voor. Ik begreep wel dat hij weer verder moest. Een echte relatie konden we niet krijgen. Er zijn er altijd meer die zijn hulp kunnen gebruiken. Hij is een heilige. Tenminste, zo zie ik dat.

 

Sindsdien woon ik enkel op plekken waar mensen het goede met me voor hebben. Zo woonde ik in Portland, verhuisde toen naar Europa en ging naar Duisburg, Aken en Stolberg. 

 

Sinds een paar dagen woon ik dus in België. Ik ben benieuwd. Het is voor het eerst dat ik met een vrouw ben. Afgelopen donderdag kwam ik hier aan met die jongen uit Stolberg met wie ik steeds was. Het was een beetje vreemd om afscheid van hem te nemen, zo hier op straat. 

 

Ik neem aan dat ik bijna naar binnen mag? Vooralsnog zet ze steeds haar campingstoel naast me neer en zit ze me aan te kijken. Ik kan haar niet verstaan. Ze kijkt alleen maar vanaf die stoel. Ze drinkt thee uit een enorme mok. Af en toe streelt ze me even over mijn motorkap of zit ze achter mijn stuur. Weird chick. Lieve schat, ik ben een Ford Mustang uit 1972 en het is de bedoeling dat je met me rondrijdt. Kom! Start me up!

 

Niets. Ze kijkt alleen.

 

Daarnet kreeg ik een hele enge gedachte die ik nog nooit heb gehad. Stel je voor dat ze geen rijbewijs heeft. Stel je voor dat dit het is. Dat ik hier sta en moet blijven staan totdat ze genoeg geld heeft om een rijbewijs te halen. Of dat ze me enkel kocht om naar te kijken. Dag na dag, maand na maand. Stel je voor dat ik hier zo aan mijn einde kom. In België, op straat, in de regen. 

 

Langzaam wegroesten, ver weg van San Jose. 

 

Mijn god.

  

maandag 19 april 2021

#26 Rauwe vis.

 


#26 RAUWE VIS.

(198,55 km, Sombreffe)

 

Walter voelde het opkomen toen ze de camper uitstapte. Hij huilde. Van binnen huilde hij. Dit gebeurde hem wel vaker de laatste jaren. Meestal werd het in gang gezet door een foto in zijn hoofd waarin hij plotseling zijn leven zag. Dit is wat hij geworden was: een grote man opgevouwen in het zitje van een camper. En precies wanneer hij ten volle besefte dat dit het was en dat het nooit meer iets anders zou worden, huilde hij. 

Niemand zou ooit iets aan hem kunnen zien. Daar zorgde hij wel voor. Van buiten zag je enkel zijn geschoren kin, zijn gestreken overhemd en de vouw in zijn korte broek. Sokken schoon en lederen sandalen gepoetst: niets om je zorgen over te maken, niets uit het lood. Maar achter de ogen, diep in de buik, ver in de verborgen vezels achter in zijn hoofd huilde hij met lange halen. Beestachtig huilde hij, als een wolf diep in de nacht, roepend naar de rest van de roedel. De roedel die verder was gelopen. Die niet achteromkeek en hongerig hun prooien najoeg. Hem hadden ze al lang achter gelaten en hij wist het: hij kon huilen wat hij wilde, ze kwamen niet meer terug.

Voor de honderdste keer draaide hij de onderzetter met de koffiemok rond en keek uit het raam van de camper. Het uitzicht klopte precies bij hoe hij zich voelde. De parkeerplaats van het restaurant was leeg op hun camper na. Ernaast lag de schuur van een boerenbedrijf met daarnaast, nog net te zien vanuit de plek waar hij zat, een grote hoop dampende koeienmest. 

Een lege plek met een berg stront. Net buiten het zicht. Precies zo voelde hij zich op zijn vakantie door het Belgische land. Walter kneep in de lege koffiemok tot zijn knokkels wit werden en snikte ongecontroleerd achter zijn ogen. Het was stil in de camper en er was, buiten de witte knokkels, niets aan hem te zien.

 

Voorzichtig droeg Zijn Vrouw Beatrice het bakje met daarin de sushi en de zeewiersalade over de parkeerplaats. Geconcentreerd keek ze naar de steentjes voor haar voeten. Walter staarde naar haar en terwijl ze dichterbij kwam stelde hij zich voor hoe ze eruit zou zien als ze nu zou struikelen over de verdwaalde baksteen die daar lag. Hoe haar smetteloos witte driekwartbroek besmeurd zou worden door de modder. Hoe haar perfect gekapte haar voor haar ogen zou hangen en haar handpalmen geschaafd en zanderig zouden zijn. De sushi zou verspreid over de parkeerplaats liggen en zij, Zijn Vrouw Beatrice, zou luidkeels roepen om hulp. Zou hij haar dan horen? Hij stelde zich voor van niet. Zelfstandig zou ze niet overeind komen. Niet dat ze daar fysiek niet toe in staat was, maar ze wilde hulp in nood. Dwong hulp af. Hoe onnodig die hulp soms ook was. Zou er iemand van het restaurant dan naar buiten rennen en haar overeind helpen? Wellicht. Ze zou er hard genoeg voor roepen. Maar zou het hem lukken zijn lach in te houden wanneer hij haar dan later weer zou zien? 

 

Precies toen ze voor de deur van de camper aankwam, deed Walter de deur open. Deze naadloze samenwerking viel haar al lang niet meer op. Ze verwachtte het simpelweg. Eigenlijk merkte ze het pas op, wanneer hij het niet deed. Dit gebeurde haar maar heel zelden. Zo’n doorbreking van de verwachting irriteerde haar meteen. Wat was er aan de hand dat hij de deur niet meteen voor haar opendeed? Waarom was hij niet op haar gericht? Waar was hij mee bezig? 

Vandaag was dit niet het geval. Ze kwam aan bij de camper, de deur opende zich en Zijn Vrouw Beatrice stapte de warme camper binnen. In één vloeiende beweging stapte ze uit haar schoenen en schoof in de slofjes die naast de deurmat stonden. Ze zette het plastic bakje op het minitatuur-aanrechtje en begon grondig haar handen te wassen. ‘Wat een ongelofelijk vieze bedoening daarbinnen zeg. Ik mag hopen dat het in de keuken er wat netter aan toegaat dan in dat afhaalhokje. Wat een armoede.’ Walter keek uit het raam naar het Sushi-Teppanyaki-restaurant. Het had aan de buitenkant inderdaad zijn beste tijd gehad. Zwart en rood overheersten in de gevel wat het etablissement een donkere uitstraling gaf. De doorweekte vaalrode loper die halverwege de parkeerplaats begon mocht hierin niet helpen. Het was echter de enige uitspanning die ze tegen waren gekomen en zes uur was nu eenmaal zes uur. Als hun maag hen daar niet aan herinnerde, deed Zijn Vrouw Beatrice dat wel. Rust, reinheid en vooral regelmaat. Vakantie of geen vakantie. 

 

‘Ik begrijp dat niet, van zo’n tent. Dat is toch gewoon een kwestie van onderhoud? Dat hóeft toch allemaal niet zo afgebladderd te zijn? Het hóeft toch niet vies te zijn? Het is niet dat het er nou zo druk is. Ik bedoel, dat ze geen tijd hebben om het een beetje te kuisen. Ik zeg altijd, het gaat gewoon om onderhoud; bijhouden wat je hebt en het schoonhouden.’

‘Precies’, dacht Walter. Dat is exact wat Zijn Vrouw Beatrice altijd zegt en haar leven mee vult; schoonhouden en onderhouden. Hele dagen is ze aan het poetsen en hem in haar hoofd opdrachten aan het geven. Fijntjes laat ze hem vervolgens vanaf het moment dat hij uit zijn werk komt weten wat er kapot is in het huis. Ze loopt er de hele dag doorheen, dus elk los spijkertje, elk piepend deurtje, elke losse plint valt haar op. Na het eerste kopje koffie mag hij dan ook meteen de gereedschapskist uit de garage halen en aan de slag. En dat doet hij dan ook. 

 

‘Deed ze maar een beetje onderhoud en poetswerk aan ons huwelijk’, verzuchtte Walter toen hij de sushi over twee borden verdeelde. De meegeleverde soyasaus schonk hij in één van de twee glazen soepbakjes die de camper telde. Iets anders had hij zo snel niet kunnen vinden in het keukenkastje. Even had hij met een eierdopje in zijn handen gestaan, maar het beeld van een soya-vlek op het tafelkleed had hem snel van gedachten doen veranderen. Het kleine zakje wasabi verdween samen met de ongebruikte eetstokjes en het menu (voor een volgend keer waarvan hij nu al wist dat die niet ging komen) in het afvalbakje onder het aanrecht. Achter hem was Zijn Vrouw Beatrice aan tafel geschoven. Een glas water stond naast haar bord met sushi. ‘Eet smakelijk’ zei ze, terwijl ze haar mes en vork ter hand nam. 

Nauwkeurig sneed ze de maki doormidden en druppelde vervolgens met een theelepeltje een beetje soyasaus over het stukje. Toen stak ze het in haar mond en kauwde in stilte. Ze keek Walter even goedkeurend aan en richtte haar blik weer op haar bord.  ‘Heerlijk hoor,’ mompelde ze eigenlijk meer in zichzelf toen ze met een servet haar mondhoeken schoondepte. 

 

Iets in zijn maagstreek begon schokkerig te janken. Walter concentreerde zich om het weg te duwen, hij zat tenslotte aan het diner. Met moeite veegde hij het gevoel weg van zijn maag naar een hoekje bij zijn ruggegraat. Daar moffelde hij het onder een vloerkleed en stampte het even aan. Een paar kleine restjes draaide hij tot balletjes en propte ze in de kiertjes van zijn ziel. ‘Zo, daar ziet niemand wat van’, dacht hij en stak opgelucht een vork vol zilte zeewier in zijn mond. 

 

 

maandag 12 april 2021

#25 Niet toeteren, doorrijden.


#25 NIET TOETEREN, DOORRIJDEN.

(188,91 km, Gembloux)

 

'Wat ik dan wil? Vraag je me dat nou echt? Wat ik wil? Ik wil dat ze me gewoon met rust laten. Ik wil dat ze me met rust laten en gewoon in die stoel bij het raam laten zitten als ik naar de vogeltjes zit te koekeloeren. Gewoon doorrijden met die auto en niet hier uitstappen en binnen willen komen. Doorrijden, zeg ik. Vroeger kwamen ze toch ook nooit langs? Of wel? Heb jij ze ooit hier gezien? Hebben ze hier ooit één bakkie koffie zitten drinken? Aan deze tafel? O. Dat wilde ik zeggen. Waarom nu dan wel? Omdat er een ziekte rondgaat. Ja, dag, zo ken ik er nog wel een paar. Laat ze lekker daar blijven, man. Is voor iedereen toch beter. Ik zit daar toch helemaal niet op te wachten. Laat ons gewoon de krant lezen. Of lekker een beetje schilderen. Maar niet in één keer met z’n allen op de koffie willen komen. Donder toch op. 

 

Zou ik misschien even nog wat zout mogen? Dankjewel hoor. Heel aardig van je. Het is zo’n aardig meiske, die. Van mij mag ze blijven. Hoeven we die kenau tenminste niet meer tegen te komen. Ik mag hopen dat die wegblijft. Wat een wijf was dat. Of niet dan? En dan die washand ‘s ochtends. Dat ging toch allemaal veel te ruw? Kan me mijn reet niet roesten dat ze dat al zo lang doet, dan doet ze het al zo lang verkeerd. Dat wilde ik zeggen. Nee hoor, deze is heel aardig en ziet er nog lief uit ook. 

 

Zo. Het zit er weer in. Kijken of het dit keer ook allemaal weer een beetje binnenblijft. Nee, maar het is toch ook zo? Hoe lang zit ik hier nou al? En hoe vaak heb jij bezoek voor mij gezien? Nooit. Ik ziet hier al tijden alleen. En ik zei al: het hoeft van mij ook niet. Ben je mal. Zo gezellig zijn ze niet als ze komen hoor. Vroeger toen we nog in het oude gebouw zaten kwamen ze nog wel eens. Nou, daar keek ik echt niet naar uit. Ze zaten alleen maar over zichzelf te praten. Lulden ze me de oren van de kop over hun werk en hun huis en de buren en de school van die kinderen. Ook zoiets. Als ze langskomen moeten die kinderen blijkbaar ook mee. Die jong lopen vervolgens de hele boel te verbouwen omdat ze te beroerd zijn om simpelweg de discussie aan te gaan dat ze op hun kont blijven zitten. Nee, daar zijn ze te ‘onrustig’ voor. Hou toch op. Toen wij klein waren hadden we gewoon te blijven zitten in onze zondagse kleren. Een boekie kon je krijgen, of een pak kaarten. Als je maar je kop hield. Nee, dan kan dit wel de moderne tijd zijn die veranderd is, maar dat wil niet zeggen dat het beter is. Wat mij betreft in ieder geval niet. Ik vind het wel goed zo. Ze bellen maar gewoon. 

 

Ja hoor. Het was heel lekker. Je ziet het; het hele bordje is leeg. Jaja, ik ben goed opgevoed door mijn moeder. Nee hoor, dat is een grapje. Ik vond het echt heel lekker. Zeg, zou ik misschien een kopje koffie mogen? Ja? Dat is heel aardig van je. En mag ik je vragen of daar misschien ook nog een koekje bij mag? Mag dat? Heel lekker. Ja hoor. Ik ga zometeen weer daar in de stoel bij het raam zitten. Ja, dank je. De Volkskrant, ja. Je bent een schat. Wat een aardig kind is het toch.

 

Wat krijgen we nou. Nee toch? Tjongejonge, het moet niet gekker worden. Nou moet je eens komen kijken. Wat is dat nou weer voor flauwekul? Er staat een jongen met zo’n toeter. Hoe heet zo’n ding ook alweer? Saxofoon ja. Er staat er eentje midden op de weg met een saxofoon. Daar beneden, kijk maar. Gaan we die onzin hier nou ook al krijgen? Wat is het volgende; een draaiorgel omdat meneer de Bruin jarig is? Een volksdansgroep op afstand die door de tuin hobbelt? Nog even en ze staan hier ook met zo’n hoogwerker voor het raam. Staan ze hier naar binnen te zwaaien alsof we aapjes zijn. Nou, dan zit ik de hele dag op mijn kamer hoor, als je dat maar weet.

 

We gaan dat raam helemaal niet opendoen. Ben jij gek? En dan een beetje hier op de tocht gaan zitten zeker? Ik wil net met een kopje koffie aan de krant beginnen, krijgen we dit. Het zal wel weer iemand van de muziekschool zijn die zo nodig The Best of Andre Rieu moet komen toeteren om ons een hart onder de riem te steken. Nou, ik kan je vertellen dat het vaker een nagel over een schoolbord is dan wat anders. Het is toch zo? Iedere gek van het wijkcentrum moet hier zonodig een moppie voor ons komen spelen. En dan kunnen wij zeker weer twee uur uit het raam hangen om als een stelletje debielen mee te klappen. Dat heb ik mijn hele leven nog niet gedaan, en ga ik nu ook niet doen. Het is elf uur, ik lees de krant, ik zit in een stoel en af en toe kijk ik naar de vogeltjes die er nu natuurlijk ook niet zijn, omdat al dat volk daar bezig is. 

 

Och ja natuurlijk, zij vinden het wél leuk. Welja, gooi lekker alle ramen open. Wat kan jullie het schelen? Stoken we hier toch lekker voor Jan met z’n korte achternaam? Wat zijn het toch een stelletje voorbeeldbejaarden. Kijk ze nou eens staan klappen en zwaaien. De gezusters Kwebbel met hun scheve ogen. Ik kan zo strontsacherijnig van die vrouwen worden. Heb je gezien hoe ze die nieuwe vrouw behandelen? Die met haar arm in een mitella. Alsof het een stelletje pubers zijn zoals ze die vrouw negeren. Ze draaien zo hun kop om als ze binnenkomt. Nou, dan ben je een grote meid hoor, als je met negentig jaar nog zo kinderachtig kunt doen. Ze steken nog net niet hun tong niet uit. En maar lachen en zingen. 

 

Dankjewel hoor. Zeg, zou je me nog één plezier willen doen? Ik ga de koffie toch op mijn kamer opdrinken. Ik vind het hier een beetje koud met het raam zo open. Met het krantje erbij, ja. Zou je even mee willen lopen? Ik denk dat ik anders de koffie in de gang ga morsen. Dankjewel hoor. Heel vriendelijk van je.

 

Vooruit, ik zie je straks wel weer. Kletsen we gezellig weer een beetje verder. Vanavond Ajax-Vitesse he. Gaan we doen. Tabé en salut! '

maandag 5 april 2021

#24 Kat zonder handschoenen.

 


#24 KAT ZONDER HANDSCHOENEN.
(178,60 km, Thorembaint-Saint-Trond)

 

Vrolijk floot Tina de melodie van de cd mee en duwde het karretje met de schoonmaakspullen door de deur naar de kattenafdeling. Flessen rammelden en een beetje van het sop in de emmer klotste langs de deur. In elke ruimte waren speakers opgehangen zodat de muziek overal te volgen was. Een ijle viool volgde haar langs de honden, de reptielen en konijnen. Klassieke muziek, iets wat de bezoekers nooit verwachtten, maar de dieren werden er rustig van. Zeker de poezen. Iemand in Portugal had daar onderzoek naar gedaan en inderdaad: het bleek te werken. Alle katten lagen soezend in hun hokjes, al zou er ook mee te maken kunnen hebben dat ze net hun eten hadden gehad. Voldaan deden tientallen harige bolletjes een tukje verspreid over de hal. Een aantal van hen lichtten nieuwsgierig hun kopjes op toen ze de ruimte binnenkwam. Een enkeling rekte zich nog maar eens uit. 

            Tina had er even aan moeten wennen. Vroeger zong ze hardop mee met de popmuziek uit de hitlijsten die via de radio door het gebouw schalde. Toen de klassieke muziek was geïntroduceerd werd ze er soms een beetje kriegelig van. Ze merkte echter dat ze steeds vaker stukken begon mee te fluiten. Niet lang daarna had zichzelf er op betrapt dat ze tijdens het schoonmaken thuis ook een klassiek stuk opzette. Het was eindelijk gebeurd: Tina was op de dieren gaan lijken. Ze werd er ook rustig van.

            

Toen ze het middenpad van de poezenhal veegde werd er plotseling op de deur geklopt. Even daarvoor had Freek, de pukkelige receptionist van het asiel die het liefst de hele middag in een game op zijn telefoon zat, haar gebeld. Er was iemand bij de balie die interesse had voor een kat. Tina zette haar bezem in de hoek en liep naar de deur. 

En daar stond hij dan. Daar in de deuropening: Adonis himself. Ze herkende hem meteen ondanks zijn grote zwarte montuur en het morsige groene mutsje op zijn hoofd. Die houding, dat overduidelijk gespierde lichaam, die ogen. Het was Jordy. Van de televisie. De. Jordy. Hij, voormalig held die krakend van zijn voetstuk was gedonderd.

 

‘Hoi, ik kwam even kijken voor een kat, of ja poes. Mag best een beetje al een oude zijn, ik woon niet zo groot.’ Hij was wat onhandig, viel haar op en was duidelijk niet op zijn gemak. Toen hij de vraag stelde, zag ze hem even op zijn kaken bijten, waardoor de aangespannen pezen kort te zien waren. Dit bijten was haar zo bekend. Het was een tijdlang ongelofelijk aantrekkelijk geweest wanneer hij het deed. Maar ook dat was veranderd. Tijdens het storten van zijn voetstuk had hij dit onafgebroken gedaan.

 

Zou ze durven? Tina keek hem aan. Hij stond echt voor haar. Op haar terrein. Met vragende ogen. Ze had zich voorgenomen nooit zo’n moment voorbij te laten gaan. Dit was het moment.

 

            ‘Ja, hoor. We hebben hier best wat dames op leeftijd zitten. Of wil je liever een kater? Echte kerels hebben we ook.’ 

‘Nee, doe maar een poes, die zijn wat minder agressief, begreep ik.’ 

‘Dat klopt over het algemeen, maar er zijn er ook die je niet zonder handschoentjes moet aanpakken, als je begrijpt wat ik bedoel.’ Tina lachte om haar eigen gevatte grap. Die had hij in ieder geval al binnen. Ze kon deze kans niet aan zich voorbij laten gaan. De jongeman deed mee als een boer met kiespijn. Daar waren die pezen van zijn kaak weer. Die kaaklijn, dat warrige haar onder het mutsje, die blauwe ogen. Dat gebronsde lijf in die zwembroek… Tina begon langs de kooien te lopen. Ze moest haar aandacht even verleggen.

 

            ‘Dit is Fien, acht jaar oud. Superlief. En daarnaast zit Tante, die is elf. Al deze hokjes tot aan de deur zijn poezen. 

‘Dank je.’ De ogen keken haar aan. Ondanks de weerzin voelde ze zich smelten. Ze begreep ineens heel goed waar het mis was gegaan. Hoe ze er zelf ook in zou kunnen trappen. Hoe verraderlijk dat was. Hoe verraderlijk hij was.

‘Is er nog iets, of kan ik even kijken?’

 

Tina begreep dat ze in actie moest komen als ze haar voornemen wilde uitvoeren. Langer wachten kon ze niet verkopen aan zichzelf en zeker niet aan al haar vriendinnen. 

‘Sorry, misschien heel stom dat ik het vraag, maar jij bent het toch? Jij bent toch Jordy? Jordy van Love Beach?’ Er viel een kleine stilte. Een vioolconcert van Bach vulde de ruimte. In haar hoofd zong ze de melodie mee. Achter hen bemoeide een kater zich er mauwend mee. 

‘Goed gezien’, antwoordde hij. Daarnet twinkelden zijn ogen nog, maar nu sloeg hij ze neer. Waarschijnlijk had hij al vaker dit soort ontmoetingen gehad en waren ze niet allemaal goed bevallen. 

‘Leuk hoor, Jordy. Goed. Een poes dus. Ja, dat is gezellig hè? Ook een beetje aanspraak. Dan is er toch iemand wanneer je thuiskomt, nietwaar? Met een poes erbij ben je niet alleen. Is het huis niet zo leeg. Heb je een beetje aanspraak wanneer er niemand is.

 

Jordy keek onrustig om zich heen. Langzaam liep hij door het middenpad. Bij één van de kooien bleef hij staan en hurkte neer. Zijn knieën knakten. Weer die pezen, dacht Tina. Het is een pezig kereltje, die Jordy. Alleen heeft ie ze niet allemaal onder controle. Net als wat andere delen van zijn lijf.

‘En het zal nu best rustig zijn bij jou thuis, lijkt me. Ik denk niet dat er veel mensen bij je over de vloer komen.’ Jordy stond op, zijn knieën knakten nog maar eens. 

‘Ik ga er nog even over nadenken, denk ik’, stamelde hij. 

Zijn ogen zochten de uitgang. Goed zo, vriend. Voel de drang om te vluchten, maar weg ben je nog niet.

‘Nadenken. Hmm, ja, dat is misschien een goed plan. Even nadenken voor je een verbintenis met een poes aangaat. Die wordt afhankelijk van je. Die gaat om je geven. En niet alleen omdat je haar eten of speeltjes geeft. Die dieren zijn super-éénkennig, weet je. Dan kun je niet tegelijk met een ander dier het nest induiken, Jordy. Daar moet je inderdaad heel goed over nadenken.’

‘Sorry, ik moet gaan. Dit was misschien niet zo’n goed idee.’ Jordy liep snel naar de uitgang. Angstvallig probeerde hij Tina’s ogen te ontwijken. En dat was maar goed ook. Net als bij getraumatiseerde honden zou Tina bij direct oogcontact wel eens echt kunnen bijten, zo geagiteerd was ze inmiddels wel. Tijd voor een laatste tik met de scherpe nagels.

            ‘Je bent een klootzak, Jordy. Jordy van Love Beach. Zoals jij Tamar hebt besodemieterd en haar dat doodleuk aan het einde van de serie voor heel tv-kijkend Nederland onder de neus wreef is echt, echt schandalig. Haar hart brak waar we allemaal bij zaten. En ze had al zoveel meegemaakt. Hoe durf je? Ga je schamen, man!’

Jordy gaf geen antwoord meer. Hij dook door de deur, gooide de hoody over zijn mutsje en liep met handen in de zakken van zijn joggingbroek weg. Door de open deur riep Tina hem na. Haar stem galmde als een dominee op zondag door de ontvangsthal. 

‘Ja! Loop maar weg. Ontloop het maar. Als je maar weet dat er hier geen poes, kat of konijn voor je bij zit. Je kunt er toch niet voor zorgen. Eikel!’

 

Hij was weg. De puber achter de balie grijnsde. Ook hij had de reality-ster herkend en stak zijn duim op naar Tina. ‘Way to go sister!’

Trots op zichzelf en vol adrenaline stortte Tina zich op het opruimen van kattendrollen.  Het duurde een hele sonate van Purcell voordat haar hart weer tot rust was gekomen. De rekening was vereffend. Een daad was verricht. De poezen liepen rustig door de kooien. Hen was een gebroken hart bespaard. Dankzij Tina.