#42. KLEIN PAARD MET SPORTVELGEN.
(264,46 km, Thiernu)
Ding dong.
‘Ho, moment, ik pak even de sleutel, hij zit nog op het nachtslot. José! José! Waar liggen de sleutels? Welk bakje? Wat? Maar daar liggen alleen je fietssleutel en, oh wacht. Ik heb ze! Moment. Hallo, sorry voor het wachten. We waren nog de deur nog niet uit geweest vandaag. Zeg het eens.’
‘Goedemiddag meneer. Het is vandaag een mooie dag voor u. Ik kom namelijk iets leuks bij u afleveren.’
‘Oh?’
‘Uw nieuwe auto. Kijk, hij staat al op uw oprit. We hebben er speciaal strikken opgedaan, ziet u dat? Het lijkt wel een gebakje. Alstublieft dit zijn de sleutels en dit zijn uw papieren en als u dan hier even wil tekenen, dan is ie helemaal van u.’
‘Mijn nieuwe wat?’
‘Uw nieuwe auto. Rood, elektrisch, compact en inclusief sportvelgen en speedstrip op de zijkant.’
‘Ik weet van niets. U bent vast aan het verkeerde adres.’
‘Dit is toch Veersestraat 23?’
‘Ja, dat klopt.’
‘Dan moet ik hem bij u afleveren hoor. Bij mijnheer… de Vries.’
‘Dat ben ik inderdaad, maar ik heb geen auto gekocht hoor. Kijk, ik heb zelf een auto. Daar staat hij. Het is weliswaar een oudje, maar mijn Citroentje doet het nog prima.’
‘Het is een verrassing, meneer. Dat is leuk toch? Ik vroeg me al af waarom u hem niet zelf kwam ophalen, maar mijn baas zei dat het een cadeautje was. Dit heb ik nog nooit meegemaakt dus ik was heel blij dat ik hem mocht afleveren. Meestal sta ik gewoon achter de balie in de showroom. Oh ja, en ik moest deze envelop erbij geven. Alstublieft. Tjonge, ik voel me net die man van de loterij. Die met die bodywarmer en dat kale hoofd, weet u wel? Hoe heet ie? Goeoeoeoeoeoeoeoedemiddag! Neem me niet kwalijk, dit gebeurt mij ook niet elke dag.’
‘Een cadeau, een auto. Wie geeft mij nou een auto?
‘Geen idee meneer, er staat niet wie hem heeft betaald. Ik weet enkel waar ik hem moet afleveren. Misschien staat het in de envelop?’
‘Wacht. Eens kijken.
“Gefeliciteerd. Een tijdje geleden heeft u lekker bij ons gegeten wat wij zeer op prijs stellen. Bij het doorbellen van uw bestelling hebben wij uw naam, adres en telefoonnummer gevraagd. Zoals aangegeven op de bon bewaren wij deze informatie voor onze eigen administratie. Één keer per jaar trekken we hier echter ook een winnaar uit. Dit jaar bent u, mijnheer Leo de Vries, dIe gelukkige winnaar, en wel van een gloednieuwe auto! Wij wensen u en uw echtgenote José vele fijne kilometers in uw nieuwe bolide. Met vriendelijke groet, Snacktaria de Dakpan i.s.m garagebedrijf Ton de Groen voor al uw occasions.”
‘Krijg nou wat.’
‘Leuk he meneer. Tekent u hier even? Dan kan ik terug naar mijn balie. Ik heb zo pauze namelijk.’
‘José? Kan jij je nog een cafetaria herinneren waar we een bestelling naar hebben doorgebeld? En waar we onze naam voor moesten doorgeven? Iets met een Dakpan?
‘Ja, dat was op dat weekendje weg bij die oude steenfabriek, toch? Daar hebben we van tevoren gebeld en het later opgehaald omdat we eerst langs de camping reden. Hoezo?’
‘Ze sturen ons een auto.’
‘Een auto?’
‘Ja. We hebben een wedstrijd gewonnen en nou staat er een klein rood autootje met strikken op de oprit.’
‘Dat is raar. Ik kan me niet herinneren dat we aan een wedstrijd hebben meegedaan. Heb jij iets van een slagzin gemaakt ofzo? Heb je iets ingevuld? Nee toch?’
‘Nee, ze hebben ons adres uit een hoge hoed getrokken.’
‘En dan staan ze ineens voor de deur? Mag dat zomaar?
‘Blijkbaar. Wat moeten we met nog een auto? Jij hebt geen rijbewijs en hij is te klein om te gebruiken voor de zaak. Kijk dan, het is een heel lelijk mini-autootje met sportvelgen.’
‘Tja. Geen idee. Kunnen we hem niet teruggeven?
Tring. Trrrrring.
‘De Vries’.
‘Dag meneer de Vries. U spreekt met Christina de Groen van Snacktaria de Dakpan. Ik dacht, ik bel u even. Bent u blij met uw nieuwe auto? Heeft u al een ritje gemaakt?’
‘Nee, maar toch bedankt geloof ik. Het is goed dat ik u even spreek, mevrouw. We waren nogal verrast om u eerlijk te zeggen. We wisten niet dat we meededen met een wedstrijd. Het kwam nogal uit het niets aangezien we ons zelfs amper konden herinneren dat we bij u gegeten hadden.’
‘Het is inderdaad inmiddels alweer wat maandjes geleden dat u lekker een frietje speciaal, een frietje joppiesaus en twee viandellen bij ons at. We hebben deze wedstrijd één keer per jaar en al onze klanten doen gezellig mee. Een nieuwe auto komt juist nu goed uit, toch? Uw oude Citroën is alweer zeventien jaar oud dus die zal binnenkort gebreken gaan krijgen, denkt u niet? Nee, wat dat betreft is het toeval u goed gezind.’
‘Hoe weet u dat ik een Citroën heb?’
‘Facebook meneer. Onder andere. Och, u heeft er zo’n leuke foto op staan van u en uw vrouw bij het uitkijkpunt op de Mont Ventoux. Die met uw kleinzoon. Wat een leuk joch is dat zeg. Hopelijk is zijn arm inmiddels weer uit het gips?’
‘Maar hoe weet u dat wij…’
‘Ik mag me op de avonden graag een beetje verdiepen in mijn prijswinnaars, meneer. Zie het als een soort hobby wat mij jaarlijks veel plezier verschaft. De één kijkt Netflix en ik verdiep mij in prijswinnaars. Zeker als die een oude auto blijken te hebben want dan weet ik dat de prijs als geroepen komt. Het is helemaal fijn natuurlijk omdat u net door het hele huis nieuwe kozijnen heeft laten zetten. Dan zal de spaarpot niet meteen een nieuwe auto willen geven, lijkt me. Ik ben dan ook zo blij dat de prijs juist op úw naam is gevallen, meneer de Vries! Of mag ik Leo zeggen?’
‘Nou, liever niet mevrouw, ik voel me hier nogal ongemakkelijk bij. Ik heb gewoon een frietje bij u gegeten. Maanden geleden zelfs. Zo lang geleden dat ik het me niet eens kon herinneren. Binnen een kwartier geeft u mij een auto op mijn privéadres, belt u mij en vertelt u mij over mijn auto, mijn vrouw en de arm van mijn kleinzoon. U komt nogal dichtbij. Ik geloof niet dat ik dit heel prettig vind’.
‘Mevrouw? Bent u daar nog?’
‘Sorry hoor meneer. Ik zou juist blij zijn als iemand mij plotseling een mooi groot cadeau geeft. Ik zou zelfs heel blij zijn. Bent u niet blij?’
‘Ik weet het niet. Ik geloof het niet.’
‘Meneer, nogmaals, u krijgt uit het niets een auto en u bent niet blij? Nou wordt ie helemaal mooi. Waar gaat het naartoe met de wereld? U moest eens weten hoeveel tijd en geld me het kost om dit allemaal te regelen. Met alle liefde hoor, maar toch. Ik geloof niet wat ik hoor. Kent u die uitdrukking van dat gegeven paard? Echt, sorry hoor.’
‘Mevrouw, ik geloof niet dat ik u iets verschuldigd ben.’
‘En ik geloof dat ik u een hele vervelende, ondankbare, zure man vind, meneer.’
‘Morgen zal ik de auto terugbrengen naar de dealer. Goedemiddag mevrouw.’
Klik.
‘Dat was best een beetje eng toch?’
‘Mijn god, wat een mens.’
*
‘Hé buurman. Mag ik je handtekening?’
‘Hoezo?’
‘Je bent beroemd man. Heb je het niet gezien?’
‘Wat bedoel je?’
‘Jullie staan in de krant met dat rode autootje. Toen die bezorgd werd, hebben ze allemaal foto’s staan maken. Supermooi cadeau van die friettent, mazzelpik. Ik snap niet dat je hem hebt geweigerd.’
‘In de krant?’
‘En op Facebook, Twitter, Instagram. Onze Tineke heeft het overal zien staan. Met die foto van jullie bij de Mont Ventoux ernaast. Leuke foto trouwens. Hoe is het met die kleine Dolf?’
‘Mijn god.’