#80 ONDERTUSSEN OP HET VOORMALIG KANTOOR VAN DE DIKKE BAARD.
(535,36 km, Vitry-aux-Loges)
De bureaustoel kraakte toen Tim aan het lege bureau plaatsnam. Eronder kruimelde bij elke beweging over de vloerbedekking stukjes plastic uit het binnenste van een haperend wieltje. Aan de muur links van hem hing een kalender uit 2014 van het plaatselijke Chinese restaurant. Hij verbaasde zich erover dat deze nog steeds als geschenk werden meegegeven met de babi pangang en de saté. En vooral dat mensen dit nog steeds aan kantoormuren hingen. De kalender was leeg op een enkele aantekening bij augustus na. Om de zeven stond een cirkeltje met ernaast, in lichtblauwe ballpointletters, ‘Andre’.
André was de oude man die voor hem het kantoor had bemand. Afgelopen woensdag was Tim op weg naar het toilet nog langs zijn open deur gewandeld. De ruimte stond vol met dozen, ordners en losse spullen terwijl André, beter bekend als dhr. Verhees alias de Dikke Baard, in zijn bureaustoel voor zich uit zat te staren. Hij droeg een verdwaasde blik op zijn oude hoofd. Tim had niet het lef gehad om hem te storen.
De reden waarom de Dikke Baard enkel de kalender uit 2014 had laten hangen was Tim een raadsel, maar hij vermoedde dat hij niet vergeten wilde worden na zijn verplichte pensioen. Misschien hoopte hij dat er op zeven augustus een verjaardagkaartje op zijn mat lag. Tim nam zich voor er later een aantekening van te maken in zijn persoonlijke agenda.
Buiten de kalender was er niets te zien in dit kleine kantoortje op de derde verdieping van het regionale politiekantoor. De lege kast, het verlaten prikbord en de kale lades stonden geduldig te wachten op de nieuwe bewoner. Tim, in dit geval. ‘Tiny Tim’, zoals hij bij zijn vorige afdeling werd genoemd, had het toch maar geschopt tot medewerker met eigen kantoor. Helemaal voor hem alleen. Het waren niet hooguit acht vierkante meters maar zeker acht vierkante meters. Niet zeven, niet zes. Acht. Telt u even mee? Tim wel. Die telde trots zijn vierkante meters en kwam tot de conclusie dat hij vanaf nu meetelde.
Rustig draaide hij het potlood tussen zijn vingers heen en weer. Vanuit het openstaande raam klonk het geluid van spelende kinderen op het schoolplein. Maar goed dat zij geen weet hebben van de echte wereld, dacht Tim. De echte Grotemensenwereld waarin Belangrijke zaken werden onderzocht door Belangrijke mensen. Mensen zoals hij. Met een kantoor, een potlood en een dossier voor zijn neus.
Graag had hij zijn eerste dossier in een kartonnen map voor zich gehad. Zo één die men vroeger bij het plaatselijke warenhuis kocht. Een leeg bureaublad met een donkerblauwe of rode map met elastieken die op de hoeken alles bij elkaar hielden. Zo had hij zich zijn eigen kantoor altijd voorgesteld; als één uit een aflevering van ‘aus der reihe Derrick’, de Duitse cultcrimi waar hij zo van hield. Zijn chef had hem vanochtend echter uitdrukkelijk verboden gevoelige informatie via papier door de afdeling te verplaatsen, bang als hij was dat er gelekt zou worden naar de pers. Het idee alleen al maakte Tim onrustig op een positieve manier. Hij hoorde erbij. Dat was wel duidelijk.
De promotie was natuurlijk niet helemaal onverwacht gekomen. Het zoemde al een tijdje over de afdelingen dat de Dikke Baard met pensioen ging en dat het kantoor vrij zou komen. Bij de kerstborrel werd er op de afdeling druk gespeculeerd wie er wellicht zijn plek zou mogen innemen waarbij zijn naam steeds werd genoemd. Tim had zich met een colaatje bescheiden op de achtergrond gehouden terwijl de spanning door zijn buik raasde. Van alle collega’s had overigens niemand kunnen vertellen wat voor werk de Dikke Baard nu precies deed als ‘persoonlijk assistent van de chef’, maar daar ging het ook niet om. De man had een kantoor voor zichzelf en dat was wat telde tussen de kipkluifjes en pastasalade.
De ventilator van de laptop begon zachtjes te zoemen en Tim draaide nogmaals het overbodige potlood tussen zijn vingers. Met welke zaak zou hij mogen beginnen? Tim was uitermate hongerig om eindelijk een echte Belangrijke Zaak tot op de bodem op te lossen, verlost van de eeuwige burenruzies, de afhandeling van café-opstootjes en gestolen fietsen. Nee, dat had hij nu wel gezien. Het was tijd voor het echte werk.
Het duurde hem te lang. Vanochtend had zijn chef gezegd dat hij een mailtje zou krijgen met informatie over zijn eerste opdracht, maar tot nog toe was het stil geweest. Zou het de verdwenen handelaar in brocante zijn? Of de moord in de serre van het hoekhuis bij de watertoren? Stel je voor dat hij het ondergrondse drugslab in de brandweerkazerne mocht gaan doen. Allemaal interessante zaken waarin hij zichzelf als der reihe Derrick zag rondlopen.
Misschien moest hij toch eens een regenjas gaan kopen. Het zou immers niet lang meer duren totdat hij op locatie moest gaan kijken. Een regenjas zou dan handig zijn. En een paraplu voor als het echt hard zou regenen. De nieuwe jas moest natuurlijk niet meteen helemaal doorweekt worden. Mijmerend keek Tim naar de staande kapstok in de hoek waar hij zijn spijkerjackje aan opgehangen had. Ja, een regenjas, dacht hij. Hoogstnoodzakelijk.
Even werd er op de deur geklopt en zonder een antwoord af te wachten verschenen in de deuropening twee mannen in stofjas. De achterste had een doos in zijn handen.
‘Goeiedag. We komen dit even neerzetten bij je. Een printer. Die heb je blijkbaar nog niet.’
Tim keek naar het lege meubilair om zich heen om zich te vergewissen dat de mannen gelijk hadden. Inderdaad, een printer had hij nog niet. Ook nu weer wachten de mannen zijn reactie niet af en zetten ze de printer op het lage kastje naast de deur. Terwijl hij zwijgend achter zijn bureau zat sloten de mannen zonder een woord met hem te wisselen de printer aan. Tim liet het gebeuren en drukte de punt van zijn potlood een aantal keren in zijn handpalm. De jongste van de twee mannen boog zich over Tim heen om in zijn laptop de nodige verbindingen tot stand te brengen. Hij voelde zich als op de lagere school toen meneer Dender over hem heen had gehangen om zijn handschrift te beoordelen. Uit diens mond kwam indertijd steevast de walm van oude shag. In dit geval rook het wolkje tussen hen in naar aftershave en kauwgom.
‘Zo moet ie het doen’, concludeerde de oudste man. Simultaan draaiden ze zich om en liepen door de deuropening weer weg. De stilte bleef hangen als een mist, net als zijn aarzelend antwoord. Naast de deur keken twee blauwe lampjes van de printer Tim dreigend aan.
Ping. Een mail kwam binnen. Dit moest het zijn. Tim vergat meteen de printer en zette zijn stoel dichterbij het bureau. Vanaf nu was het niet meer het kantoor van de Dikke Baard, maar The Workspace van Tim, Crimefighter. Hij snoof de lucht naar binnen en boog zich naar het scherm.
‘Ha Tim. Om te beginnen mag je bijgevoegde brieven even uitprinten en in enveloppen doen. Kun je ze vervolgens in de postvakken deponeren van de geadresseerden? Als je daar klaar mee bent kun je bij Dhr. Baarsma wat oude dossiers halen die gedigitaliseerd dienen te worden. Daar zul je de komende week wel zoet mee zijn. Groet en succes, Bob.’
Bob was zijn chef en vanaf nu officieel een gore klootzak. De bijlage bleek een ontslagbrief voor de helft van zijn oude collega’s. Vanmiddag zou hij ze in hun postvakje moeten doen. Precies bij die postvakjes waar ze de afgelopen jaren dagelijks de wereld bespraken. Ze zouden hem zien staan en hem vragen hoe zijn eerste dag in zijn eigen kantoor was. En wat hij moest doen. En wat dus de Dikke Baard eigenlijk altijd deed. En wat dat voor brief was die ze van hem kregen.
Ze hadden zich allemaal vergist. Plots begreep Tim waarom de Dikke Baard zo voor zich uit had gestaard. Hij stond op en sloot zijn deur. Naast hem knipperde vrolijk een groen lampje op de printer. Het zocht contact met het netwerk en had het gevonden. Het apparaat was klaar voor gebruik.